Maria (?) 2010

Overweging bij 1 Korintiërs 12, 12-31 en Lucas 16, 19-31
Het is een familieviering vandaag op deze Kruispuntdag. Linda heeft het in het kerkblad al treffend verwoord: je hebt je eigen familie, die van je bloedverwanten. En misschien ben je hier ook samen met andere gezinsleden. Maar als je gedoopt bent hoor je ook bij een bredere familie, een hele grote familie, met leden over de hele wereld. Bij kerk denk je vaak aan je plaatselijke gebouw en aan de mensen die je daarvan kent. Maar kerk is breder, en gelukkig maar. Als je verhuist of als je op vakantie bent, dan is daar meestal ook een kerk. En als je het gevoel krijgt dat de Geest van God ook daar woont, dan zul je je snel thuis voelen. Ik woon hier niet, maar ik voel me hier wel thuis. Ik heb echt het gevoel: mede door de oecumenische samenwerking is hier ruimte voor Gods Geest.

Nou zijn Nederlanders relatief een nogal individualistisch volkje. Als je twee Nederlanders ziet dan kon je nog wel eens drie meningen tegenkomen. Maar gelukkig beseffen veel mensen ook hier dat je elkaar nodig hebt. Je komt pas als persoon tot bloei als je ingebed bent in een groter geheel. Binnen een groter geheel ontdek je wie je bent. Inzicht in wie je bent, dat groeit door wat je van anderen ontvangt en door wat je aan anderen te bieden blijkt te hebben. Dat geldt binnen een gezin en familie, binnen een straat of school of bedrijf of vereniging. Dat geldt ook voor je ontwikkeling als gelovige. Hier in Linschoten heb je dan ook nog veel keuzemogelijkheid: heerlijk voor ons Nederlanders. Er zijn maar liefst vier gemeenschappen. En vandaag komen er twee van samen. In de visie van mijn kerk, de katholieke, horen al die vier gemeenschappen bij het lichaam van Christus. Het gaat erom of je gedoopt bent in de naam van de Drie-ene God. En het is mooi dat ook drie van de vier gemeenschappen hier elkaars doop erkennen. Als je van gemeenschap verandert hoef je niet over gedoopt te worden. Je bent al lid van de grote familie; je bent al onderdeel van het lichaam van Christus. En het lijkt me heel goed dat mensen naar die gemeenschap toegaan waarvan ze het gevoel hebben: hier opent zich mijn ziel voor God; hier kan mijn hele wezen doordrenkt worden van heilige Geest. Of, met andere woorden gezegd: door hoe ze hier bidden en vieren en samen kerk zijn kan ik groeien in geloof, hoop en liefde. Ik kan hier meer worden zoals ik door God bedoeld ben. Hier kan ik ontdekken wat mijn bijdrage kan zijn aan het leven van de familie. Paulus is over die bijdrage van ieder heel duidelijk in zijn brief aan de Korintiërs: ze zijn allemaal even belangrijk. De bijdrage van de denkers en de doeners bijvoorbeeld. Die van de schoonmakers, de mensen van de muziek en de bedienaar van de beamer, om maar wat te noemen. Ze zijn even onmisbaar als de bijdrage van predikant en de pastor. En als één van ons verdriet heeft, raakt dat ons allen. Durf je nood dus kenbaar te maken! En als één van ons van blijdschap vervuld is, laat hij of zij dan alsjeblieft iedereen daarin delen. Daar zijn we familie voor. Gedeelde smart is halve smart. Gedeelde vreugd is dubbele vreugd.
In het evangelie gaat het ook over een familie. Het is een rijke familie, met zes broers. Tenminste, ik neem maar even aan dat ze allemaal in goeden doen zijn. Een ervan is gestorven. Hij heeft het goed gehad. Maar hij had geen oog voor het lijden van anderen, en zeker niet van bedelaars zoals Lazarus. Hij heeft zijn loon al gehad, en nu brandt hij in de hel van het dodenrijk, zo wordt er gezegd. Je ziet het voor je. En als je het je niet goed kunt voorstellen, dan zijn er wel middeleeuwse schilders die je fantasie op weg helpen. Het eeuwig branden in de hel, dat gun je je ergste vijand niet.

Dit soort teksten, over eeuwige verdoemenis, is niet voor ieder van ons makkelijk verteerbare kost. Je kunt gewond zijn in je ziel als je het gevoel hebt bang gemaakt te zijn met beelden over hel en verdoemenis. Helaas zijn er in alle kerken stromingen en voorgangers die er genoegen in lijken te scheppen mensen bang te maken. Met de beste bedoelingen. Maar toch; als het netto resultaat angst is, en dat mensen zich kleiner gaan maken dan ze zijn, dan wordt de ziel eerder beschadigd dan geopend voor de liefde van God. Het lijkt me belangrijk te beseffen dat we eigenlijk niets weten over hoe hemel en hel er precies uit zien. We kunnen ook het wezen van God niet doorgronden, en ook niet het wezen van goed en kwaad en van engelen en duivels. Als deze zaken horen bij de geheimenissen Gods. Er is enkel de ervaring van mensen; de ervaring van Gods aanwezigheid, van Gods heiligheid. Het zijn mensen die uit eigen ervaring verteld hebben van Gods aanwezigheid, het geraakt worden door Gods liefde. En ze zeggen al eeuwen lang dat die ervaring twee kanten heeft.

Aan de ene kant is het fascinerend. Gods liefde kan ons hart helemaal vervullen en ons zelfs tot extase brengen. Maar diezelfde ervaring heeft ook huiveringwekkende kanten. Want ze gaat al ons begrip en onze verbeelding te boven. En ze kan heel je zelfbeeld en wereldbeeld door elkaar schudden. Wie aangeraakt wordt door Gods liefde kan denken: wie ben ik dat ik dit mag ervaren? En ook: alle woorden, alle beelden schieten te kort om iets van deze ervaring over te brengen. Dan voel je je klein, je staat met lege handen. Je bent dankbaar, er is een diepe vreugde in je, maar waar vind je de goede woorden ervoor?

Gelukkig hebben mensen de eeuwen door toch naar woorden en beelden gezocht. Abraham, Mozes en de profeten, de apostelen, allen hebben gezocht naar de goede woorden. Ons evangelie is er een vrucht van. De beelden over de werkelijkheid van God variëren erg. Dat komt omdat je het nooit echt kunt pakken. Je kunt wat je aanvoelt van Gods werkelijkheid alleen proberen te omschrijven. En dat leidt tot beelden en verhalen die zeer kunnen verschillen en zelfs elkaar lijken tegen te spreken. In dit verhaal uit Lucas kun je bijvoorbeeld van de hemel in de hel kijken en andersom. Ook al zijn ze gescheiden door een diepe kloof; de rijke man ziet Abraham en Lazarus, en Abraham ziet de rijke man. Ze kunnen zelfs praten met elkaar. Zo hoor je het zelden. Ook dit beeld, dit verhaal is bedoeld, niet om bang te maken, maar om mensen tot innerlijk ontwaken te brengen. Het verhaal is bedoeld om de ziel, onze ziel uit te nodigen om zich te openen voor God.

In dit geval gaat het om de ziel van ieder die zich verwant voelt aan de rijke man. Als de rijke man in het dodenrijk beseft dat hij zijn loon al gehad heeft, denkt hij eerst aan zichzelf. Dat was hij gewend. Geef me toch wat water! Maar dan komt er toch compassie in hem op, namelijk voor zijn broers. Zij moeten gewaarschuwd. Als er een dode opstaat, dan zullen ze luisteren, dan zullen ze innerlijk ontwaken, dan zal er liefde in hen ontluiken. Maar Abra-ham helpt hem, en ons, uit de droom. Als je jezelf afsluit van het lijden en het verdriet in je omgeving, als je je opsluit in je eigen rijkdom, dan kunnen Mozes en de profeten je niet bereiken, en ook niet iemand die uit de dood is opgestaan.

Terug naar de familie die wij zijn als Kruispuntbezoekers in Linschoten. Kerkmensen zijn in onze cultuur een beetje rare mensen. Ze vallen uit de toon. Zo zijn we allemaal individuen, en soms hele sterke persoonlijkheden, maar we willen bij een groep van christenen horen, bij deze kerk. Een kerk is in deze tijd toch wel een wat merkwaardige plaats. Waar maak je nog mee dat mensen elkaar steeds opnieuw dezelfde stokoude verhalen vertellen? En dat ze samen liederen zingen? En wat nog gekker is: dat ze samen een tijd stil kunnen zijn? En ze luisteren naar een lange toespraak van een meneer, meestal is het een man, en ze zeggen dan niks terug. Al die dingen zie je toch bijna nergens meer? Waarom doen ze dat toch? Waarom zijn wij van die gekke mensen? Wat is ons geheim?

Ons geheim is dat we door al ons zingen en bidden en luisteren en stil zijn samen een ruimte binnen treden, de ruimte van God. God is overal, maar hier op dit kruispunt van onze wegen voelen we dat Hij onze gast is, dat Hij zich laat ervaren. Die ervaring is met geen pen te beschrijven. En toch doen we het, hakkelend, schoorvoetend, zoekend en tastend. En we zeggen dan dingen als: hier kan ik de weg naar binnen gaan; hier kom ik tot innerlijke vrede, hier is voedsel voor mijn ziel, hier ontdek ik dat ik veel meer broeders en zusters heb dan ik dacht. Hier lees ik een boek met hele vreemde teksten. Zoals vandaag, over een lichaam dat gedrenkt is in Gods Geest. Een tekst van bijna twee millennia oud. En het vreemde is: hier merken we regelmatig dat die teksten ook over ons gaan. Dat we door samen kerk te zijn inderdaad aangeraakt, ja overgoten worden door iets waar geen woorden voor zijn; iets dat ons zachter maakt en liefdevoller, moediger en doelgerichter. En we durven dat "iets" toch, met oude woorden, "Heilige Geest" te noemen. Omdat er geen andere woorden voor zijn. En omdat we die openheid voor God zo belangrijk vinden, ja omdat we eigenlijk niet zonder kunnen, en omdat we die gevoeligheid voor de liefdevolle nabijheid van God ook door willen geven. Daarom is dit familieverband ons zo dierbaar. Moge God het zegenen.