Op weg gaan, opbouwen, belijden - eerste homilie van paus Franciscus

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 52 niet laden

De drie lezingen van deze dag, zo merk ik op, hebben één zaak gemeenschappelijk: beweging. In de eerste lezing is het de beweging van een reis; in de tweede lezing is het de beweging van het opbouwen van de Kerk; in de derde lezing, het Evangelie, is het de beweging van een belijdenis. Op weg gaan, opbouwen, belijden.

Op weg gaan. “Huis van Jacob, kom, trekken wij op in het licht van de Heer.” (Jes. 2,5) Dit is ook het eerste wat God zei tot Abraham: wandel in mijn aanwezigheid en je zal onberispelijk zijn. Een reis: ons leven is een reis en wanneer we stoppen gaat hij niet verder. Wandel steeds in de aanwezigheid van de Heer, in het licht van de Heer, op zoek naar het onberispelijke leven dat God van Abraham vroeg in zijn belofte.

Opbouwen. De Kerk opbouwen. Sprekend van stenen, hebben zij enerzijds vastheid; maar anderzijds zijn het levende stenen, stenen gezalfd door de Geest. We moeten de Kerk, de Bruid van Christus, opbouwen bovenop de hoeksteen die de Heer zelf is. Opbouwen is een andere vorm van beweging in ons leven.

Ten derde: belijden. We kunnen zoveel op weg gaan als we willen; we kunnen vele dingen opbouwen, maar als we Jezus Christus niet belijden, zal het niet werken. We zullen een welzijnsorganisatie, een NGO, worden, maar geen Kerk, de Bruid van Christus. Wanneer we niet op weg gaan, staan we stil. Wanneer we niet verder bouwen op de stenen, wat gebeurt er dan? Alles stort in, verliest zijn samenhangend vastheid, zoals zandkastelen door kinderhanden vervaardigd op een strand. Indien we Jezus Christus niet belijden, zo schiet mij de zinsnede van Léon Bloy te binnen: “Als we niet bidden tot de Heer, bidden we tot de duivel.” Indien we Jezus Christus niet belijden, belijden we de gehechtheid aan het wereldse van de duivel, de gehechtheid aan het wereldse van de demonen. 

Op weg gaan, opbouwen, belijden. Maar het zal niet gemakkelijk zijn, want in het op weg gaan, in het opbouwen, in het belijden, zullen we geconfronteerd worden met problemen. Er zijn immers bewegingen die tegengesteld zijn aan de te maken reis; bewegingen die ons achteruit slaan.

Het Evangelie vervolgt met een belangrijke moment. Dezelfde Petrus die Jezus had beleden als de Christus zei tot Hem: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Ik zal u volgen, maar laten we niet over het kruis spreken. Dat hoort er niet bij. Ik zal u volgen op andere wegen, maar niet op die van het kruis.” Wanneer we op weg gaan zonder het kruis; wanneer we bouwen zonder het kruis en wanneer we een Christus belijden zonder een kruis, dan zijn we geen leerlingen van de Heer. We zijn werelds. We zijn bisschoppen, priesters, kardinalen, pausen, maar geen leerlingen van de Heer.

Na deze dagen van genade, vraag ik u moed te hebben, moed om te wandelen in de aanwezigheid van de Heer, met het kruis van de Heer; moed om de Kerk op te bouwen op het Bloed van de Heer, dat Hij vergoot vanop het kruis; moed om de enige glorie te belijden die er is: de gekruisigde Christus. Op deze weg zal de Kerk vooruit gaan.

Het is mijn wens dat de Heilige Geest – door het gebed van Onze-Lieve-Vrouw, onze Moeder – op ons allen de genade doet rusten van het op weg gaan, het opbouwen en het belijden van de gekruisigde Jezus Christus. Amen.