De last der jaren

 

“Levensmoe ben ik niet, maar ik kan het worden. Niets menselijks is me vreemd.”

Dit was een reactie van een confrater bij de invasie van nieuwe woorden als levensmoe en levensvervulling en de discussies daaromtrent.

Zo nieuw zijn ze wel niet. Al in de oudheid konden mensen zuchten bij de last der jaren. Vrome kloosterlingen konden een periode hebben waarin ze weinig smaak vonden in het leven en waar het gebed geen oplossing bood.

In de bijbel hebben we het verhaal van Elijah, een groot profeet. Op de berg Karmel streed hij voor de zaak van God. Maar daarna trekt hij de woestijn in. Hij is moe, legt zich neer bij een bremstruik en vraagt te mogen sterven. Zijn verhaal staat in het boek Koningen (2 Kon. 19, 4-8).

De bijbel jongleert met hoge getallen. Zij werden heel oud de eerste generaties in het boek Genesis. En ze stierven zoals Abraham en Isaak “zat van jaren”. Dit is een opvallende vertaling in de Statenbijbel. Mathusalem is de recordhouder met zijn 969 jaar.

Dankzij de medische vooruitgang neemt de levensduur voortdurend toe. De gemiddelde leeftijd in onze streken is 84. Gaan we Mozes inhalen, die 120 jaar werd (Deut. 34,7)?

Van bij onze geboorte verouderen we. Jongeren worden graag oud. Oud worden is de enige weg om lang te leven. Mensen worden graag oud, maar niemand is graag oud. In onze streken zijn we vroeg en lang senior en worden wij halfweg de tachtig bij de vierde leeftijd gerekend. De meesten ervaren dat wat ze gisteren konden, vandaag niet meer kan en ze beseffen dat wat ze vandaag nog kunnen, allicht morgen niet meer kan.

In het verouderen is er een stijgende lijn van jaren, van wijsheid en ervaring, een weg naar de voltooiing, van dankbaarheid om wat we mogen beleven, over de steentjes die we hebben verlegd. Maar is er ook een neerdalende lijn, de aftakeling, waarbij we veel moeten loslaten. Bij een begroeting zeggen we onze naam aan de bezoeker. ‘Père Robert’ zei de eerste pater. Père Fernand was de tweede. En de derde stelde zich voor als ‘Père, Perte totale’. In een kloostergang staan veel rollators. Het is goed dat er veel hulpmiddelen zijn, maar vooral mensen die met ouderen meegaan en hun zorgen kunnen aanhoren.

De krachten verminderen. De leefwereld wordt kleiner en de dingen die erin gebeuren, krijgen een groter gewicht zodat we van een molshoop een berg maken en van een muis een olifant.

Je kunt niet tegelijkertijd zijn en geweest zijn: “être et avoir été”. Kan ik blijven wonen waar ik woon? Wie gaat voor mij zorgen? Zal ik mijn kinderen niet te veel belasten, die de sandwichgeneratie worden genoemd en zelf ouder worden? Er is de maatschappelijke druk door de vraag over de kosten van de vergrijzing. Worden ouderen beperkt bij de toegang tot goede gezondheidszorg? Dit wakkert de vraag aan naar euthanasie, zeker wanneer ouderen met zwaar lijden te maken hebben. Palliatieve zorg is mooi, maar moet ik daar weken en maanden op de dood wachten?

We moeten de aftakeling onder ogen zien. Wij begrijpen wanneer mensen zeggen: ”Het is genoeg geweest. Ik heb mijn tijd gehad. Onze Lieve Heer mag mij komen halen.”

Margrit, die zelf in een Woonzorgcentrum woont in het centrum van Zürich, schreef in een van haar mails over een priester in de V.S. Hij is 82, verblijft in een home en kan nog meewerken in een parochie. Hij mailt haar dat hij moe is, hij heeft last met zijn taak als priester. Meestal heeft hij geen geduld en geen energie. Zij vraagt raad: “Wat kan ik aan deze man schrijven? Voor hem bidden; dit doe ik zeker. Maar iets dat hem troost geeft en sterkte; wat?”

Een eerste reactie. Het is goed dat hij schrijft en mailt en dat hij mag ervaren dat de mail aankomt en dat er belangstelling is.

Zijn mail is als een klacht. Klagen heeft zijn waarde. Een aantal psalmen zijn, zoals psalm 71, klaagliederen van bejaarden.

Wellicht zal een deskundige wijzen op een vorm van depressie. Depressie is niet leeftijdgebonden. In het psychiatrisch centrum verblijven een aantal jongeren. Ze stralen niet veel levensvreugde uit, ze zien niet dat de zon schijnt. In een woon en zorgcentrum is een afdeling voor jong dementie vanaf vijftig jaar, mensen in de nevel.

In onze reactie mogen we niet te veel en te vaak het woord ‘moeten’ gebruiken. We mogen mensen niet overstelpen met te veel raadgevingen.

Wij kunnen zoeken naar wat vreugde geeft en dit kan liggen in kleine dingen. Blij zijn dat we zelf de wagen niet meer moeten trekken, rustig mogen zitten aan de graskant. Een blad zien dat dwarrelt, een kind horen dat lacht, een medemens ontmoeten die me aanspreekt en me laat voelen dat ik meetel.

Een mens te zijn, het leven, het is een opgave, ons door God gegeven, die ons niet laat vallen. Op Lichtmis groeten ons Hannah en. Simeon. Elke avond kunnen we met hen bidden: ‘Laat, Heer, uw dienaar nu in vrede gaan. Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd” (Lc. 2,29-32).

(Maria, Middelares en Koningin, febr. 2022)

Stadia

Zoals elke bloem verwelkt en iedere jeugd
voor ouderdom wijkt, bloeit elke levensfase,
bloeit iedere wijsheid ook, en heeft elke deugd
zijn tijd en kan niet eeuwig duren.
Het hart moet bij iedere levensroep
bereid tot afscheid zijn en nieuw beginnen
om zich dapper en zonder spijt
te wijden aan andere, nieuwe dingen.
Bekoring schuilt in elk nieuw beginnen
dat ons beschermt en leven helpt.

Blijmoedig moeten we alle stadia doorlopen
en niet blijven hangen als aan een vaderland.
De wereld wil ons niet kluist’ren en benauwen,
maar tree voor tree verheffen en verruimen.
Nauwelijks thuis in eigen levenkring
genoeglijk ingeburgerd, of er dreigt verslappen.
Alleen wie bereid is te vertrekken en te reizen
kan zich de verlammende sleur ontrukken.

En ook al zal het stervensuur misschien
ons nog nieuwe ruimten schenken,
de roep van het leven zal nooit zwijgen…
Vooruit dan, hart, neem afscheid en word gezond!

vertaling door Evert van Leerdam, uit: Hermann Hesse:
De kunst van het  ouder worden