Oude bomen met vruchten

Op de portiek van de kerk van Sint Jacob in Compostella zijn de vierentwintig oudsten afgebeeld die volgens het Bijbelboek Openbaring naast de troon van het Lam zullen zitten (Apok. 4,4). Ze hebben muziekinstrumenten in de hand. Zij mogen Gods lof zingen en Hem aanbidden. Enkele profeten laten deze vreugde reeds op aarde beginnen. Jeremia verwacht het feest van de terugkeer, waarop de meisjes een vreugdedans zullen dansen, samen met jongens en grijsaards (Jer. 31, 10-14). Joël hoopt op de dag dat God zijn geest uitstort en dat oud en jong visoenen zullen hebben (Joël. 3,1). Oud zijn, het lijkt wel een zalige tijd.

Klopt dit echter met onze ervaring van elke dag? Ja? Neen? En wie is oud? Wanneer ben je oud? De dag dat je niet meer meetelt? En waarom tel je niet mee?

Hoe hebben ouderen zich gevoeld in de corona-tijden? In het coronatijdperk zijn we een te mijden groep. Wanneer ik om brood ging bij de bakker, stak het brood in een zak, met daarop de melding: ‘Ik heb met ouderen alleen telefonisch of digitaal contact’. Op het terrein van het Woon en zorgcentrum stonden wegwijzers om de richting aan te tonen naar de afdelingen, waar bezoekers raamcontact konden hebben. Even van verre naar elkaar wuiven en een traantje afvegen.

De zeventig voorbij

Volgens psalm 90 is “de maat van ons leven zeventig en als we heel sterk zijn tachtig. Het grootste deel is zorgen en verdriet. De jaren vliegen voorbij en wij met hen.” Geriaters beamen deze uitspraak niet ten volle en de lezers evenmin. Misschien gaan ze wél akkoord met de verzen uit een andere psalm: “De vromen schieten als palmbomen op, zij gedijen zoals de ceders op de Libanon. Ook als zij reeds oud zijn dragen zij vruchten, zij blijven sappig en fris” (psalm 92).

Op goedheid en op waardigheid staat immers geen leeftijd. Ons leven lang zijn we geroepen vruchten voort te brengen. Het Evangelie stelt nergens een limiet aan de tijd, waarop we moeten ophouden Gods Geest in te ademen en het goede te doen. Maar waarom vruchten dragen, als niemand ze komt plukken? Ouderdom kan bijgevolg gepaard gaan met het gevoel overbodig te zijn. Ouderen halen dan het woord aan van de werkers uit de bekende parabel van het elfde uur: “Niemand vraagt ons iets” (cf. Mt. 20,7).

Levenslange groei

De Heer verwacht nochtans dat we ons leven lang groeien naar de mannenmaat van Christus Jezus (Ef. 4,13) en dat we ons in Bijbelse zin blijven bekeren, dit zowel op gebied van inzicht, houding als gedrag. Ouderen – pardon, senioren - trachten de veranderingen die zich in hen voltrekken te onderkennen en leren ermee om te gaan.

Gelukkig moeten we niet alles meer doen. Kunnen we het werk aan anderen toevertrouwen en ons verheugen wanneer zij het op hun eigen wijze verderzetten? Ouderen hebben veel herinneringen, die ze verder kunnen verinnerlijken. We leren anders te kijken naar het verleden - niet om die tijd van vroeger te idealiseren of om er zich over te beklagen. We hoeven niet nijdig te zijn omdat nu mag wat vroeger niet kon en mocht.

Ouder worden is het leven kunnen aanvaarden zoals het geweest is. Ouderen hebben werk, zelfs veel werk, want dag aan dag staan we voor de opdracht om los te laten en om tegelijkertijd nog heel wat te doen. Bijvoorbeeld leren ons te onthaasten; genieten van wat ons geschonken wordt; belangstelling bewaren voor wat schoon en goed is, blijven communiceren. Toch kunnen we zomaar niet de zorgen op zij zetten die met het ouder worden verbonden zijn, zoals aanpassing van woonst, vrees om ziek te worden en afhankelijkheid van anderen. Maar ook aan ouderen geeft Jezus de raad te kijken naar de leliën op het veld en naar de vogels in de lucht en naar de hemelse Vader, die weet wat wij nodig hebben (Mt. 6, 25-34).

Communiceren

Oud zijn kan ons niet beletten in communicatie te blijven. Ik ben vanuit de Landsbond van de Christelijke Mutualiteiten ooit op interview geweest voor het ledenblad Straal bij kardinaal Suenens. Hij was toen al jaren geen aartsbisschop meer van Mechelen, maar hij zei dat hij vanuit zijn zetel probeerde verder aan apostolaat te doen. Daarom ondersteunde hij onder meer de beweging Fiat.

Een grootvader vroeg onlangs een internetaansluiting. Hij wou op die wijze met zijn kleinkinderen in gesprek blijven. Generaties hebben voor elkaar een boodschap. Lucas vertelt in zijn evangelie over de ontmoeting van Maria met haar oudere nicht Elisabeth. Allebei danken ze God die in hen aan het werk is. Het is Elisabeth die haar jongere nicht Maria bevestigt in haar geloof (Lc. 1,45). De evangelist schildert vervolgens de ontmoeting in de tempel. Hannah en de bejaarde Simeon mogen het kind in de armen nemen. Twee mensen die lang konden wachten en zich mochten verheugen over de Nieuwe, die aantrad (Luc. 2, 28-32).

Over internet gesproken. Met God hebben wij geen rechtstreekse lijn. Maar we geloven dat we op elk levensmoment in zijn ogen blijven meetellen, ja tot over het graf. We gaan naar Hem toe omdat Hij degene is, “qui laetificat juventutem meam.” Hij is de God van onze jeugd, de God die blijdschap geeft (naar psalm 43).