Pagina 9 van 9
Vorige keer in Tobit & Co: Alles is goed afgelopen: de oude Tobit kan weer zien, zoon Tobias is getrouwd met Sara en heeft een grote bruidsschat mee naar huis genomen.
Tobit riep zijn zoon Tobias en zei tegen hem: ‘Zorg voor de uitbetaling van je reisgenoot. En je moet hem nog iets extra’s geven.’ ‘Vader,’ antwoordde Tobias, ‘ik zou het niet onredelijk vinden hem zelfs de helft van wat ik heb meegebracht te geven. Hij heeft mij immers veilig bij u teruggebracht, mijn vrouw genezen, het geld voor mij gehaald en u eveneens genezen.’ De oude man antwoordde: ‘Daar heeft hij recht op.’ Daarna riep hij de engel en zei tegen hem: ‘Neem de helft van alles wat jullie hebben meegebracht.’ Toen nam de engel hen beiden terzijde en zei: ‘Loof God en dank Hem, eer Hem en laat alles wat leeft jullie dankbaarheid horen voor hetgeen Hij voor jullie gedaan heeft. Ik wil niets voor jullie verbergen. Geheimen van de koning moet men bewaren, maar Gods werken dienen openlijk geroemd te worden. Nu dan: toen jullie aan het bidden waren, u en Sara, heb ik jullie gebed onder de aandacht van de Heilige gebracht. Ook toen u zonder dralen opstond en uw maaltijd liet staan om een dode te begraven, is die goede daad me niet ontgaan, maar was ik bij u. En daarom heeft God me gezonden om u te genezen, evenals uw schoondochter Sara. Ik ben Rafaël, één van de zeven heilige engelen die de gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon van de Heilige.’
Tobit en Tobias waren hevig geschrokken en vol vrees wierpen zij zich op de grond. Maar hij zei tegen hen: ‘Vrees niet, vrede is jullie toebedeeld. Loof dus God in eeuwigheid. Want dat ik gekomen ben is geen gunst van mij geweest, maar het was de wil van God.
Toen zij zich weer oprichtten, zagen ze hem niet meer. Zij loofden de grote en wonderbare werken van God, van wie de engel hun verschenen was.
Tobit was achtenvijftig jaar toen hij blind werd; acht jaar later kon hij weer zien. Hij gaf aalmoezen en bleef God de Heer vrezen en loven. Toen hij zeer oud geworden was, riep hij zijn zoon en zijn kleinzonen en zei tegen hem: ‘Mijn kind, je ziet dat ik oud ben en op het punt sta te sterven. Neem je zonen en vertrek naar Medië, mijn kind, want ik geloof in hetgeen de profeet Jona over Nineve gezegd heeft: het zal verwoest worden, maar in Medië zal het voorlopig rustig zijn. Onderhoud de leer en de geboden, beoefen de liefdadigheid en wees rechtvaardig, opdat het je goed zal gaan. Zorg dat ik waardig begraven word en leg je moeder aan mijn zijde; blijf daarna niet langer in Nineve.
Na deze woorden gaf hij, liggend op zijn bed, de geest. Hij was honderdachtenvijftig jaar oud. Tobias bezorgde hem een eervolle begrafenis.
Toen Anna gestorven was, begroef Tobias haar naast zijn vader. Daarna vertrok hij met zijn vrouw en zijn zonen naar Ekbatana, naar zijn schoonvader Raguël. Hij bereikte een eerbiedwaardige ouderdom. Zijn schoonouders begroef hij met alle eerbetoon en hij erfde hun bezit, zoals hij ook dat van zijn vader Tobit gekregen had. Hij stierf op de leeftijd van honderdzevenentwintig jaar in Ekbatana in Medië. Het boek van de woorden van Tobit, de zoon van Tobiël, uit de stam van Naftali, die onder de regering van Enemessar, de koning van Assur, in ballingschap werd weggevoerd uit Tisbe, in Galilea.