Pagina 7 van 9
Vorige week in Tobit & Co: Tobias is getrouwd met Sara, maar moet dringend terug naar zijn vader Tobit, die blind is en op hem wacht. Schoonvader Raguël laat hem echter niet gaan voor het trouwfeest van veertien dagen is gedaan. Tobias en zijn reisgezel Azarias, die in werkelijkheid de engel Rafaël is, moeten echter eerst nog naar Rages om een grote hoeveelheid geld op te halen, het hoofddoel van hun reis.
Tobias riep Rafaël en zei tegen hem: ‘Broeder Azarias, ga met een dienaar en twee kamelen op weg naar Rages in Medië, naar Gabaël, haal het geld en nodig hem uit op de bruiloft. Want Raguël heeft mij bezworen niet weg te gaan en mijn vader telt de dagen; hoe langer ik wegblijf, des te zwaarder valt het hem.’ Rafaël ging op weg en overnachtte bij Gabaël. Hij overhandigde hem het ontvangstbewijs, waarop Gabaël de verzegelde zakjes haalde en ze aan Rafaël overhandigde. Voor dag en dauw stonden ze samen op en gingen naar de bruiloft. En Gabaël sprak een zegenwens uit over Tobias en zijn vrouw.
Ondertussen telde zijn vader Tobit de dagen. En toen de tijd dat de reis zou duren verstreken was, en zij maar niet terugkwamen, dacht hij: ‘Als ze maar niet in moeilijkheden geraakt zijn! Wie weet is Gabaël gestorven en is er niemand om het geld aan mijn zoon te overhandigen.’ Hij maakte zich erg ongerust. Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Het kind is zeker verongelukt, dat hij zo lang wegblijft.’ En ze begon over hem te treuren: ‘Hoe heb ik het over mijn hart kunnen krijgen, mijn kind, om jou te laten gaan, jij bent het licht van mijn ogen!’ Tobit sprak tot haar: ‘Wees nu maar stil, maak je geen zorgen, hij maakt het goed.’ Maar zij antwoordde: ‘Zwijg toch, je hoeft me niets wijs te maken. Mijn kind is verongelukt.’ En iedere dag liep ze de stad uit, naar de weg waarlangs hij vertrokken was. Overdag at ze niet en ’s nachts hield ze niet op met treuren over haar zoon Tobias.
Ondertussen verliepen de veertien dagen van de bruiloft, die Tobias op aandringen van Raguël daar doorbracht.
Daarna zei Tobias tegen Raguël: ‘Laat me vertrekken, ik vrees immers dat mijn vader en moeder de hoop hebben opgegeven om mij terug te zien.’ Maar zijn schoonvader antwoordde: ‘Blijf nog bij me. Ik zal je vader laten weten hoe je het maakt.’ Tobias echter hield aan: ‘Laat me toch naar mijn vader teruggaan.’ Toen stond Raguël op en gaf hem met Sara, zijn vrouw, de helft van zijn bezit mee: dienaren, vee en geld. Bij het afscheid sprak hij de zegenwens: ‘Moge de God van de hemel jullie voorspoed schenken, kinderen, zodat ik zonder zorg kan sterven.’ Tegen zijn dochter zei hij: ‘Eer je schoonouders. Voortaan zijn zij jouw ouders. Ik hoop goed nieuws van je te horen.’ En hij kuste haar. Daarop sprak Edna tot Tobias: ‘Lieve neef, moge de Heer van de hemelen je veilig naar huis geleiden en moge Hij mij de kinderen van jou en van mijn dochter Sara laten aanschouwen. Dan zal ik me verheugen in de Heer. Ik vertrouw je mijn dochter toe; doe haar geen verdriet.’
Toen vertrok Tobias, terwijl hij God prees, die zijn tocht had laten slagen, en hij Raguël en zijn vrouw alle goeds toewenste.
Volgende week in Tobit & Co: Komen Tobit en Sara met hun reisgids Rafaël veilig thuis aan? En zal Tobit genezen van zijn blindheid?