Zusters en broeders,

Vandaag vieren we de geboorte van Johannes de Doper. Dat gebeurt alleen wanneer die feestdag op een zondag valt, en dat komt maar eens om de zes jaar voor. De vorige Johannes de Doperviering op zondag was dus in 2012, en de volgende zal in 2024 zijn.

Het is uitzonderlijk dat de zondagviering moet wijken voor een heiligenviering, maar Johannes de Doper is niet zomaar een heilige en niet zomaar een profeet. Net zoals Jezus is hij een geschenk van God aan de mensen. Ook zijn geboorte wordt aangekondigd, en ook hij krijgt een naam die door de engel wordt opgelegd. Hij zal Johannes heten, en dat betekent ‘de Heer is genadig’. Zo genadig dat Johannes de verkondiger wordt van Jezus, de Messias. We ontmoeten hem in dit opzicht elk jaar in de advent, en we merken dan dat hij hard kan zijn. Een donderprofeet die voor niemand uit de weg gaat, zo zou je hem soms kunnen noemen. Dat kostte hem zijn  leven, want hij werd vermoord omdat hij dingen zei die koning Herodes niet wilde horen.

Een belangrijke profeet: dat is Johannes de Doper. En misschien zijn we er ons niet van bewust, maar ook wij worden geroepen om profeet te zijn. Niet dat God van ieder van ons verlangt dat we op levensgevaar van preken en aanzetten tot bekering ons beroep zouden maken. Nee, dat vraagt God de Heer niet van ons. Wat Hij wél vraagt, is dat we in ons doen en denken van Hem zouden getuigen, dat we zouden uitkomen voor ons geloof, dat we dus echte christenen zouden zijn. En zoals zo dikwijls moeten we ons daarover wellicht vragen stellen, want misschien zijn we niet altijd echte christenen, en misschien hebben we soms onze twijfels. Misschien kunnen we God soms geen plaats geven in ons leven, laat staan dat we zijn profeten zouden zijn. Want ons leven is niet altijd vreugde en geluk, maar ook tegenslag, ongeluk, ziekte en dood. En zeker met die laatste twee, met ziekte en dood, willen we niets te maken hebben. Nee, alleen geluk, gezondheid en welvaart willen we hebben. Zelfs oud worden willen we niet meer. Jong en gezond blijven, dat is wat telt, en wat daar niet aan beantwoordt, negeren we en duwen we weg. Alsof het er niet is. En als we het niet meer kunnen wegduwen, zoeken we een zondebok, en dat is dikwijls God. Want waarom laat Hij dat allemaal toe? Waarom moeten we dat ondergaan? Waarom laat Hij ons in de steek? En van die God zouden wij moeten getuigen? In die God zouden we moeten geloven? Geloven in zijn  liefde, zijn goedheid, zijn zorg?

Misschien worden velen onder ons soms door dergelijke gevoelens geteisterd. Gevoelens van pijn in het geloof, van verdriet om eenzaamheid en verlatenheid, van onbegrip voor wat is. En tegelijk beseffen we dat God niet op de deuren gaat kloppen om te zeggen: ‘U ga Ik eens goed ziek maken. Gij gaat jong sterven. Gij gaat gehandicapt geboren worden. Gij gaat u te pletter rijden. Gij gaat dit en gij gaat dat.’ Nee, dat doet God zeker niet. Maar misschien aanvaarden we niet dat Hij ook niet alle deuren afgaat om elke ziekte, elke pijn, elk verdriet, elk misdrijf te verhinderen. Ook dat doet God niet, en toch is Hij een goede Vader die ons vrij laat in doen en denken. En dat kan soms tegenvallen, want we zijn maar mensen

Doet God dan niets voor zijn schepping? Natuurlijk wel, maar Hij doet niets zonder ons. Hij heeft de mens en de wereld geschapen, en aan de mens gaf Hij de opdracht om er het beste van te maken. We weten dat de mens dat heel dikwijls niet gedaan heeft en nog niet doet. Dat hij de aarde dikwijls vernielt omdat hij rijk wil worden. Dat hij zijn medemensen in oorlogen, terrorisme en machtsmisbruik onteert, uitbuit, uitroeit. Dat hij dikwijls niets te maken wil hebben met mensen die het minder goed hebben. Dat hij liever niet dan wel in God gelooft, want geloof brengt verplichtingen met zich mee.

Zusters en broeders, in de eerste lezing zegt Jesaja: ‘De Heer heeft mij vanaf de moederschoot geroepen.’ Dat heeft de Heer ook met ons gedaan: ons geroepen om te leven in zijn naam. En God zelf zei tegen Jesaja: ‘Ik stel u aan tot licht van alle volkeren, opdat de redding die Ik zal brengen reikt tot aan het einde van de aarde.’ Hij zegt die woorden ook tegen ons, en het zou goed zijn als we ons aan Johannes de Doper zouden spiegelen. Want dan zouden we de weg gaan die God, die Jezus ons heeft uitgetekend. De weg van geloof, hoop en liefde. Amen.