×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

De meesten van ons dragen Maria, de moeder van Jezus, een warm hart toe. Het is misschien goed heel eenvoudig na te gaan, hoe het allemaal bij ons gegroeid is.

Het is begonnen met Jezus. Veel mensen hadden van Hem gehouden, en zijn dood had hen ontzettend geschokt. Maar er waren er onder hen die na Jezus' dood nog contact met Hem hebben gehad. Twee hebben Hem ontmoet onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs. Elf hebben Hem gezien toen ze heel verdrietig zichzelf hadden opgesloten. Maria Magdalena zag hem in de tuin waar Hij begraven was. En toen pas drong het ten volle tot hen door wie Jezus eigenlijk was. Tijdens zijn leven konden ze dat niet zo goed zien. Maar na zijn verrijzenis, en mede daardoor hebben ze pas volledig begrepen dat hij de Zoon van God was.

Toen zijn ze aan het denken gezet. Alle dingen van vroeger kregen een heel ander licht. Ze gingen alles terugroepen in hun herinnering. Wat Hij gezegd had, wat Hij gedaan had, waar Hij geweest was. Alles kreeg ineens zon enorme waarde.

Toen hebben ze zich ook afgevraagd: hoe is het allemaal begonnen? Wie was zijn moeder? Hoe werd Hij geboren? Niemand van hen was er bij geweest. Maar het moest iets geweldigs geweest zijn, als de Zoon van God zelf mens werd.

En zo denkend ontstond er een heel grote eerbied voor zijn moeder. Want in haar schoot was dat geweldige begonnen. God zelf was er in neergedaald. Waar ze maar kwam, droeg ze God met zich mee. Zoals Israël, het volk van God, in zijn midden God had.

De joden hadden in de tempel de ark van het verbond staan. In die ark, die kist, werd de wet bewaard. De wet die God zelf had gegeven. Ooit was die ark in handen van de vijand gevallen. En toen was Israël nergens meer. Oneindig was hun vreugde toen de ark terugkeerde. Toen wisten ze dat God weer in hun midden was.

En denkend over de moeder van Jezus beseften de eerste christenen dat zij eigenlijk de nieuwe ark van het verbond was. Dat zij de nieuwe wet van Gods liefde in zich had gedragen. Zo denkend groeide de eerbied voor haar. De moeder van Jezus kreeg een ereplaats. Haar lichaam was de ark van het verbond. Want zij had de Heer God negen maanden gedragen. Het was deze gelovige eerbied voor haar die niet kon geloven, dat deze ark opnieuw in de handen van de vijand zou vallen. Dat haar lichaam zou vergaan en verrotten in een graf. Dat kon God haar niet aandoen. De plaats waar Gods Zoon had gewoond zou ongeschonden moeten blijven.

Zo kwamen wij tot het geloof dat zij met ziel en lichaam ten hemel is opgenomen. Dat zij ook nu eerder dan wij en meer dan wij met lichaam en ziel bij God is.

En het is daarom dat wij een beroep doen op haar gebed. Want zou de Heer aan zijn lieve Moeder iets kunnen weigeren?

Daarom bidden wij zo vaak: heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars, nu, en in het uur van onze dood.