We vieren weldra vijftig jaar tweede Vaticaans concilie.  Dit opende op 11 oktober 1962 en heeft geduurd tot 8 december 1965.  Vier sessies.  Bij de 16 documenten is het belangrijk document over de kerk.  De kerk is het volk van God, waartoe alle gedoopte samen met paus en bisschoppen horen.  Het Gods volk heeft  een lange geschiedenis doorheen de tijd.  We zijn verbonden met wie ons zijn voorgegaan.  De pelgrimerende kerk is op weg naar haar toekomst. Deze reikt verder dan onze aarde en deze tijd.  Het zevende hoofdstuk van deze dogmatische constitutie Lumen Gentium gaat over het eschatologisch karakter van de pelgrimerende kerk en over haar eenheid met de kerk in de hemel.  Het moeilijke woord ‘eschatologisch’ duidt op het laatste en het uiteindelijke, dat hier in deze tijd aan ons werken en zijn perspectief biedt.  Nauw aansluitend met dit hoofdstuk volgt als laatste dit over ‘de heilige maagd en moeder van God Maria in het mysterie van Christus en de kerk.’  Van de 2145 concilievaders hebben 2134 hun placet gegeven voor deze belangrijke tekst. 

Op eigen initiatief heeft paus Paulus VI Maria de titel toegekend ‘moeder van de kerk’.  Hiermee staat Maria, de moeder van Jezus, niet boven de kerk, maar staat ze er in als de vrouw die ons in geloof is voorgegaan.  Ze gaat ons voor als zij ‘ja’ zegt op Gods vraag.  Zij blijft geloven en hopen dat God omziet naar zijn volk en dat Hij onze noden kent.  “Doe maar wat hij u zeggen zal” (Jo. 2,5).

De concilievaders noemen ‘Maria teken van vaste hoop en vertroosting voor het pelgrimerend volk’ en ze verklaren: “De moeder van Jezus, die reeds met lichaam en ziel in de hemel verheerlijkt is, is het toonbeeld en de aanzet van de kerk zoals ze in de toekomstige eeuw voltooid zal worden.  Evenzo is zij hier op aarde, totdat de dag des Heren komt (vgl. 2 Petr. 3,10) het lichtend teken van de vaste hoop en de vertroosting van het pelgrimerend volk van God.”

Pelgrimeren, het hoort bij ons mens-zijn.  Op pelgrimage trekken is geloven met de voeten.  Moslims trekken naar Mekka.  Voor christenen zijn de oudste bedevaarten deze naar Jeruzalem, de stad waar Jezus werd gedood en is verrezen.  Daarnaast zijn christenen graag op bedevaart gegaan naar de graven van de apostelen Petrus en Paulus te Rome.  Of ze trekken liefst als enkeling naar het (vermeende) graf van sint Jacob in Compostela.  Jaarlijks zijn veel mensen op weg naar mariale heiligdommen, dichtbij of ver weg.  Zij beschouwen ze als plaatsen waar ze God zien glimlachen.  Zo zijn er moslims die naar mariale heiligdommen komen omdat zij van Maria houden als de moeder van de profeet Jezus.  In Zwitserland zijn veel tamils.  Een aantal van hen trekken naar het mariale heiligdom van Einsiedeln of dat van Mariastein. 

Om Maria, de moeder van Jezus te ontmoeten hoeven we niet ver te gaan.  We zijn dicht bij haar als we het Weesgegroet bidden en met haar het Magnificat herhalen.

Moeder Maria,
mijn eigen moeder heeft mij van u verteld
toen ik een kind was.
Sedert die jaren weet ik reeds wie gij zijt.
Ik weet dat gij een bron zijt van gaven,
en dat gij miljoenen mensen die u hebben aanroepen,
hebt verhoord.
Als ik naar uw beeltenis kijk,
gaat er een warmte vanuit,
alsof gij zeggen wilt:
'Zeg maar wat je op je hart hebt, en ik zal je bijstaan'.
Men noemt u niet voor niets,
de Moeder van Altijddurende Bijstand.
Sta ons bij, Maria, dag in dag uit,
altijd en overal,
laat ons niet alleen. Amen.
Toon Hermans
 

Maria wordt al eens ‘moeder van de weg’ genoemd.  Het eerste kerkje in Rome, waar Ignatius van Loyola en zijn volgelingen bijeenkwamen om te bidden, was toewijd aan Maria, la Madonna della Strada.  In de Oosterse kerk is er een heel oude verering voor Maria als Gids op onze levensweg.  De Oosterse kerk bezit iconen van de moeder Gods, de 'Hodegitria'.  Maria, die de weg wijst.

Als vrouw van de weg ontmoeten we haar bij de evangelist Lucas (Lc. 1-2).  Na de boodschap over haar nakend moederschap trekt ze op weg door het gebergte naar haar nicht Elisabeth.  Ze is nadien met Jozef opgetrokken naar de Davidstad Betlehem, waar ze het leven schonk aan Jezus.  Ze heeft de vlucht gekend naar Egypte.  Koptische christenen hebben heiligdommen gebouwd op de route, die Jozef, Maria en Jezus daar zouden hebben afgelegd. 

Maria trekt met Jozef en het kind naar de tempel om het op te dragen aan de Heer.  Ze keert er weer als hij twaalf jaar is geworden.  Ze is als bezorgde moeder begaan met het optreden van haar Zoon in Galilea.  Het leek erop dat zij hem naar huis wil terughalen (Mc. 3,20-35).  Volgens de evangelist Johannes is Maria in Jeruzalem tijdens de lijdensweek en staat zij onder het kruis van haar zoon (Joh. 19,25-27).  Ze is in Jeruzalem na zijn afsterven en zijn verrijzenis om samen met de apostelen te bidden voor het komen van de Geest (Hnd. 1,14).

Het is vooral Lucas die van de vier evangelisten het meest de betekenis belicht van vrouwen voor het heil dat Jezus brengt.  Maria, een mensenkind, telg van ons mensengeslacht, is teken hoe God het kleine en het nederige uitkiest en hen zalig prijst.  Zij is een teken hoe de geschiedenis een nieuwe wending krijgt met de plaats van de armen.

Een moeder is elke week in de eucharistie met haar gehandicapte dochter.  Haar vertrouwen in Maria de moeder van Jezus is groot.  Ze overweegt dagelijks bij het bidden van de rozenkrans de bijzonderste etappen uit het leven van Jezus.  Ze zingt elke week een Marialied.  Dit brengt ons de ene keer in Lourdes met de kleine Bernadette, een andere keer bij Maria’s uitverkiezing als de schoon bloeiende lelie.  Ze doet ons mijmeren over het Vlaanderen dat er niet meer is als ze zingt over de Lieve Vrouwe van ons land en over de oude hoeve, huis en tronk.  Moge het nimmer hier veranderen.  Er is veel veranderd en er zal nog veel veranderen.  Wie gaat langs Vlaamse en Waalse wegen ziet hier en daar een vervallen en geschonden kapel, maar ook nu en dan een kapel die is gerestaureerd en een vervallen Mariabeeld dat werd vernieuwd.  Wat niet mag veranderen dat is onze dank voor Maria, omdat zij ja heeft gezegd op Gods aanbod, omdat ze heeft geloofd en omdat ze stand heeft gehouden.  Wat God in Maria heeft verricht, voedt bij ons allen hoop.

Een vrouw kwam met een bezorgde vraag een priester opzoeken.  Haar vriendin was jong gestorven.  Ze wou weten waar deze nu was en hoe het daar zou zijn.  Hierop kunnen we alleen maar antwoorden met de woorden van Paulus: “wij sterven om altijd bij de Heer te zijn.”  Vanuit onze geloofsbelijdenis geloven we in eeuwig leven dat nu reeds is begonnen.  Wij geloven dat Jezus de eerste de dood heeft overwonnen en als Verrezen Heer werkzaam is.  Het feest van Maria ten hemelopname is er om te bevestigen dat Maria nu ten volle en helemaal bij de Heer is en dat wij hopen dat dit onze toekomst is.