2e zondag van de veertigdagentijd C - 2016

Zusters en broeders,

Zowel in de eerste lezing als in het evangelie gebeurt er iets heel merkwaardigs. In de eerste lezing belooft God aan Abram een vruchtbaar land, en in plaats van dit dankbaar te vieren, valt hij in slaap. In het evangelie zien Petrus, Jacobus en Johannes de heerlijkheid van Jezus op de berg Tabor, en net als Abram vallen ze in slaap. Het is niet de enige keer dat hen dat overkomt. Na het Laatste Avondmaal trekken ze met Jezus naar Getsemane. Daar bidt Jezus tot zijn Vader om zo mogelijk het vreselijk lijden dat Hem wacht aan Hem te laten voorbijgaan, en wat doen zijn drie apostelen? Ze vallen in slaap. Tot drie keer toe probeert Jezus hen wakker te maken, maar niets helpt. Geen woord van troost hebben ze, zelfs geen vraag naar het waarom van zijn angst. Totaal blind zijn ze voor zijn lot, en wanneer Hij door de knechten van de hogepriesters en schriftgeleerden gevangen genomen wordt, laten ze Hem in de steek en slaan ze op de vlucht.

Heel zeker vinden we hun gedrag schandalig, maar zijn wij beter? Blijven ook wij niet vaak blind en doof voor de pijn en het leed van anderen? Blind en doof omdat we niet willen meeleven en meevoelen, en nog minder willen helpen en troosten. Hoe dikwijls zeggen we niet: ‘Het zijn mijn zaken niet. Ik heb er niets mee te maken.’ Heel dikwijls gaan die zogenaamde ‘zaken’ over ongeluk, tegenslag, pijn en lijden van anderen, maar we blijven liever moedwillig blind en doof dan dat we zouden helpen.

In de eerste lezing zegt God ook tegen Abram: ‘Kijk naar de hemel en tel de sterren als gij kunt. Zo talrijk wordt uw nageslacht.’ Dat is een heel merkwaardige belofte, want Abram en zijn vrouw Sara zijn al behoorlijk oud, en nog altijd kinderloos. Maar ondanks deze schijnbaar troosteloze werkelijkheid gelooft Abram de Heer.

Hebben wij het geloof van Abram? Net als hij gaan ook wij dikwijls door een schijnbaar troosteloze werkelijkheid. Niet van onvruchtbaarheid, maar van leeglopende kerken en niet-geïnteresseerde jongeren. Van groeiend geweld, burgeroorlogen, zelfmoordterrorisme en andere onuitsprekelijke wreedheden. Maar ook een werkelijkheid van drugs en drank, en van een maatschappij die veel harder is dan vroeger, veel minder verdraagzaam en veel sneller veroordelend. En misschien vragen we ons af: Waar blijft God? Waarom komt Hij niet tussen in al die miserie? Waar blijft zijn belofte dat Hij ons altijd bijstaat?   

Het antwoord op die vragen krijgen we in de lezingen van vandaag. Abram en zijn vrouw zijn oud en kinderloos, maar dankzij hun geloof in Gods belofte worden ze toch de stamouders van de joden, van Jezus, van de christenen. En op de berg Tabor horen de drie apostelen een stem die zegt: ‘Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene. Luister naar Hem.’ En naar Jezus luisteren, dat is leven naar zijn enige gebod: ‘Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf.’ En daarin ligt de belofte van de Heer aan ons en aan alle mensen: als we leven naar dat ene gebod, dan staat God ons altijd bij. Dan beantwoordt de wereld aan zijn droom bij de schepping. Een droom van een mooie en een goede aarde, waar plaats is voor iedereen. Die droom kan niet anders dan werkelijkheid worden als we leven naar Jezus’ gebod, want probeer maar eens te liegen en te bedriegen, en probeer maar eens onverschillig te zijn voor de pijn en het leed van anderen als je wil leven naar dat gebod. Probeer maar eens negatief te reageren op mensen in nood. Probeer maar eens slecht te zijn voor je medemensen, en hen kwaad toe te wensen. Nee, als wij, als alle mensen zouden leven naar dat gebod van Jezus, dan zouden wij, net als Abram en zijn vrouw, de stamouders worden van een nieuwe wereld, een wereld van liefde, van vrede, van gerechtigheid. De wereld van Gods droom.

Zusters en broeders, het is goed dat we ons in deze veertigdagentijd bezinnen over een betere wereld. Zoals elk jaar vestigt Broederlijk Delen daar uitdrukkelijk onze aandacht op. Dit jaar gaat die aandacht naar Colombia, een land waar de kleine man kapot gaat  door de hebzucht, de hardheid en de wreedheid van de machtigen en de rijken, en dat beantwoordt zeker niet aan Gods droom. Laten we dus nooit opgeven te proberen leven naar dat ene gebod van Jezus, zodat we vol hoop en vol vertrouwen kunnen meewerken aan Gods heerlijke wereld. Amen.