1e zondag van de veertigdagentijd C - 2016

Zusters en broeders,

Misschien had je bij de eerste lezing ook het gevoel dat dit verhaal wel heel ver van ons af is. Wat hebben wij immers te maken met de slavernij van de joden in Egypte, enkele duizenden jaren geleden? Maar ik denk dat we ons vergissen. Slavernij kennen wij gelukkig niet in ons land en in onze cultuur, maar we kennen wel verslaving, en dat komt op hetzelfde neer: het gaat om het verlies van vrijheid. En dat is niet zover van ons af, integendeel. Want heel veel mensen, en misschien ook wijzelf, zijn verslaafd aan ik weet niet hoeveel dingen. Om te beginnen aan zichzelf: sommigen leven inderdaad alleen voor zichzelf, voor hun eigen behoeften, hun eigen plezier, hun eigen verlangens, en wat nog allemaal. Anderen zijn verslaafd aan drank, aan drugs, aan sigaretten. Nog anderen moeten elke dag sporten, fietsen, shoppen, fitnessen, zich schminken, gokken, zich kapotwerken, of hun dag is niets geweest. En zie je kinderen en jonge mensen, dan zijn ze niet bezig met elkaar, maar met hun games, hun iPod, hun iPad, hun smartphone. We weten het allemaal, en we zien het om ons heen: verslaving is een ziekte van deze tijd.

In het evangelie wordt Jezus daar ook toe uitgedaagd. ‘Beveel aan die steen dat hij in brood verandert’, zegt de duivel, en met dat brood bedoelt hij natuurlijk meer dan onze dagelijkse boterham. Het gaat om alles wat we absoluut willen hebben en willen doen. Die drank, dat fitnessen, dat gokken, die smartphone en ga nog maar heel lang door met opsommen: dat is het brood dat de duivel aan Jezus wil opdringen. En dat is de verslaving die we kennen, en daar wil Jezus niet aan onderworpen zijn. Hij is immers niet gekomen voor zichzelf en zijn eigen plezier, maar om mensen te helpen die in nood zijn. Daarom wil Hij ook de grenzeloze macht niet waarmee de duivel Hem daarna wil verleiden. Hij wil geen aanzien en geen macht, integendeel, Hij wil alleen maar liefde en vrede voor alle mensen. Ook de derde verleidingspoging van de duivel wijst Hij af. ‘Daag God maar uit,’ zegt de duivel, ‘Hij kan immers niet anders dan u helpen.’ Ook dat is heel herkenbaar, want misschien denken ook wij wel eens, als het ons niet goed gaat: ‘Dat God nu maar eens laat zien dat Hij echt van mij houdt.’ En zoiets kunnen we alleen maar denken als alles en iedereen, dus ook God, om ons moet draaien, en zich moet neerleggen bij onze verlangens en onze eisen. Ook dat is verslaving, een heel erge verslaving. Tegen deze, en tegen alle andere verslavingen  zegt Jezus resoluut neen. Hij kiest niet voor zichzelf  en zijn eigen groot gelijk, maar voor Gods liefde. En Hij spoort ons aan dit ook te doen.

Zusters en broeders, het is vandaag de eerste zondag van de veertigdagentijd. Vorige woensdag hebben we misschien een askruisje gevraagd, omdat we gelovig willen meegaan in de tijd die ons naar Pasen leidt. En die tijd is een tijd van bezinning, zodat we ons meer dan anders afvragen waarmee we bezig zijn. Alleen met onszelf, of ook met ons gezin, onze familie, onze parochie, onze Kerk, onze naasten? En die tijd is ook een tijd van bekering, zodat we de weg gaan waartoe Jezus ons oproept. En ook een tijd om meer en beter mens te worden, zodat we aanvaarden dat anderen misschien eens iets anders durven zeggen en iets anders durven doen dan wat wij willen. En ook een tijd waarin we geloven dat God niet ver van ons af is, maar altijd met ons meegaat en ons de goede weg wijst. Een tijd ook waarin we ruimte scheppen voor onze medemensen. Dit jaar wordt onze aandacht uitdrukkelijk gevraagd voor onze medemensen uit Colombia. ‘Met een leven speel je niet’, zien we op de affiche van Broederlijk Delen, en daar zal de volgende weken meer over uitgelegd worden. Laat dit ook ons geloof zijn: dat we niet spelen met het leven van anderen, maar dat we zoals Jezus, mens zijn onder onze medemensen.       

Dat onze veertigdagentijd zo een vruchtbare tijd moge zijn. Amen.