7e paaszondag

7e zondag na Pasen 2016 Joh 17,20-6                                                                                                                                             Ik wil beginnen met wat voor mij de belangrijkste zin is uit dit evangelie: “Vader al heeft de wereld u niet erkend, ik heb u erkend”.  Ik denk dat deze zin cruciaal is om de rest van het evangelie te begrijpen. Die zin is trouwens ook een van de eerste zinnen uit het begin van het Johannesevangelie, uit die mysterieuze proloog: ‘In den beginnen was het Woord (God), en het Woord was het Licht voor de mensen dat scheen in de duisternis. Het ware licht (God) dat ieder mens verlicht kwam naar de wereld, en de wereld heeft het niet erkend. ” Niet ERKEND! Wel ‘herkend’ ,heel zeker!!maar meteen veroordeeld en zoveel mogelijk uit de wereld verbannen. In een andere vertaling staat: ‘De wereld heeft het licht niet aanvaard.’                                                                                              Door die zinnetjes over ‘de wereld’ uit het Johannesevangelie heeft men lang gemeend dat de WERELD slecht was. Dat we de wereld zoveel mogelijk moesten buiten sluiten. Daardoor zijn vroeger ook slotkloosters  ontstaan, waarbij  religieuzen zich totaal uit de wereld terugtrokken en geen contact meer met de wereld hadden, zelfs niet meer met ouders en familie. Tot ongeveer de helft van vorige eeuw werden ook de gewone gelovigen vanuit de kerk duidelijk gemaakt dat de wereld slecht was, dat plezier en vertier slecht was en men ingetogen moest leven.                                                                                                                                        Zinnetjes losmaken uit hun context, uit het grotere geheel, is gevaarlijk. Johannes beweert helemaal niet dat de wereld slecht is. In zijn ‘mysterieuze’ proloog schrijft hij immers dat God de wereld gewild heeft, écht leven en geluk voor de mensen: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en was God. Alles is er door ontstaan (...)en in het Woord was (...) leven voor mensen.”                                                                                                                                   Om Johannes goed te verstaan moeten we eens kijken naar de tijd waarin hij leefde. In het jaar 70 hadden de Romeinen Jeruzalem verwoest, met de grond gelijk gemaakt, alle rijkdom naar Rome meegevoerd, heel veel Joden gedood zowel in het Noorden als het Zuiden van Palestina - het meer van Galilea zag rood van het bloed-. En in het jaar 100 zijn de Romeinen nog altijd aan de macht. Het volk wordt onderdrukt en uitgebuit, de mensen betalen aan de Romeinen zeer hoge belastingen. De belastingsontvangers (de tollenaars, mensen uit het Joodse volk die met de Romeinen samenwerken) zijn corrupt en doen de mensen nog meer belasting betalen dan door de Romeinen gevraagd. De Joodse leiders en (zolang de tempel bestond ook de priesterklasse) collaboreren met de Romeinen en verrijken zich op de kap van het volk. Er is grote armoede, vooral buiten Jeruzalem. Wezen en weduwen moeten zich vernederen tot het bedelen . Velen onder de bevolking hebben hoge schulden en in Galileia, de streek vooral waar Jezus predikte, worden kinderen verkocht als slaven om de andere kinderen te kunnen onderhouden. Dat is wereld waarin Johannes en de zijnen leven.                                                                                    De wereld als zodanig is niet slecht, maar de wereldorde,  de wereld zoals hij door mensen geordend is, geregeerd wordt door menselijke ‘machten’, het leven zoals het in de wereld  reilt en zeilt . Daar is geen vrede, geen vrijheid, geen gerechtigheid, maar vooral armoede, onrecht en pakken wat ge kunt.                                                                                                                         De wereld uit Johannes’ tijd verschilt natuurlijk heel erg met de wereld zoals we die nu kennen, maar is die wereldORDENING zo erg veranderd?     Ze heeft andere verschijningsvormen aangenomen, maar in wezen is er weinig veranderd. Ook voor gelovigen is  het moeilijk om niet meegesleurd te worden en mee te doen met die wereld zoals hij reilt en zeilt. En toch moeten we, ieder mijn zijn mogelijkheden, durven tegen zo’n wereld  in te gaan.                                  De wereld zoals die reilt en zeilt  is niet de wereld waarover Jezus vertelde, niet de wereld die Zijn Vader wil. De wereld zoals hij reilt en zeilt omarmt  heel dikwijls enthousiast en gretig de duisternis, het kwaad, het onrecht. Of zoals Johannes het zegt: ‘Het licht kwam in de wereld en de duisternis (het onrecht) heeft het niet aanvaard”. Het is dezelfde duisternis als uit het scheppingsverhaal waar we horen: ‘Duisternis (het kwade) lag over de aarde. En God schiep het licht en scheidde het licht van de duisternis” , dàt opdat we zouden kunnen zien wat goed en kwaad is, opdat we zouden kunnen zien hoe we het leven op aarde heerlijk kunnen maken voor alle mensen,    als we de wereldorde  willen uittekenen volgens Gods adviezen en we bereid zijn de wegen te gaan die Hij ons toont  : dat is deel van Gods heerlijkheid  waar Jezus het over heef.  Gods heerlijkheid  heeft mede te maken met Zijn liefde voor alle mensen, ook voor ons, want dan is er geen onrecht meer, maar alleen geluk in deze wereld.  En het is voor de mens blijkbaar zo moeilijk om dat te zien, om het te zien dat gericht zijn op het geluk van de ander juist jezelf gelukkig maakt. We geloven en ervaren dit zelfs wel als het gaat om onze geliefden, onze kinderen en kleinkinderen, hun geluk maakt juist ons gelukkig. Maar ons geloof dat het ons gelukkig maakt,  is blijkbaar zo weerbarstig als het om anderen gaat.     Daarom bidt Jezus tot zijn Vader. Hij smeekt zijn Vader dat allen die in hem geloven één zouden zijn zoals de Vader in Jezus en Jezus in de vader één zijn met hun onbegrensde liefde die het geluk wil van alle mensen. Als dat lukt, als  we één zijn met Jezus en de Vader, dan kan het niet anders of ons leven wordt   gedreven door ware solidariteit met mensen: die liefde van God zelf voor alle mensen. Hoe heerlijk zou die wereld er dan al uit zien.