‘Ze geloofden het niet’
dat was de eerste reactie van de leerlingen
op de paasboodschap van de vrouwen.
Begrijpelijk. Herkenbaar voor ons.
Pasen vieren is een hele opgave.
Pasen is immers het feest van de hoop
van de overwinning op het geweld
en van de doorbraak van de liefde.
Ziet u er veel van? Ik niet.
Ik zie een enorme Amerikaanse straaljager
die Noord Korea angst inboezemen moest.
Ik hoor de opgewonden omroepster
van de staatsomroep van Pjong Jang;
ik zie mensen met lijken slepen in Syrië,
jonge jongens met grote karabijnen die roepen GOD IS GROOT.
Wat is dat toch voor raars:
mensen (ook christenen deden dat vroeger) die andere mensen kapot maken
en denken dat God dat fijn vindt.
Het Bijbelse Egypte is het land van de ellende,
van de dictatuur, van de ongelijke verdeling van de rijkdommen,
van het terrorisme. Dat Egypte is dichtbij, tot onze grote ergernis.
Pasen is het feest van de bevrijding uit die ellende.
Het verhaal begint bij Mozes
die moest meemaken hoe één van de opzichters
in dienst van de Farao, die zichzelf als God beschouwde,
een joodse slaaf bruut neerslaat.
Hij komt voor de weerloze op en moet vluchten
naar de woestijn. Daar vindt hij rust, trouwt, krijgt een kind
en past op de schapen van de kudde van schoonpapa.
Maar het is geen echte rust. Dit kan niet zo blijven
en Mozes krijgt dan ook op een schijnbare rustig middaguur,
terwijl de zon brandend aan de hemel staat
een visioen van een braambos dat in brand staat maar niet verteert.
Het beeld van de nietige braamstruik die niet verbrandt
wordt door de joodse lezers vaak gezien
als het beeld van het lijden van de nietigen, de kleinen.
Ze lijken verbrand en vernietigd te worden
maar ze komen er toch doorheen.
Net zoals de braamstruik
de vurige dodelijke vlammen moet trotseren en ook trotseert
zo is het slavenvolk van God met Pasen
door alle beproevingen heen gekomen
want God was solidair met de kleinen en niet met de namaak-God farao.
Dat wordt bij het joodse Pasen gevierd.
Gisterenavond was er nog niet veel te vieren.
Jesus was de avond tevoren vlak na zijn paasmaal opgepakt
veroordeeld, gekruisigd. Wat een mislukking.
'Toen Jesus de zure wijn genomen had riep Hij: het is volbracht,
en met gebogen hoofd gaf Hij de Geest.'
Dat lijkt het verhaal van een mislukking: het is over en uit.
Daarom waren wij even stil gisterenavond en ook vandaag.
Daarom kwamen wij huiverend binnen hier
vanavond in het donker en dan is het ook nog koud.
Toch zette het verhaal van gisterenavond ons al op een spoor.
De evangelist Johannes
liet zijn lijdensverhaal dat wij gisteren lazen, rijmen
op het uittochtverhaal uit Egypte:
'ze braken Hem de benen niet.'
Net als toen in Egypte
vlak voor de uittocht: ze aten het paaslam
waarvan de benen niet gebroken waren.
Het slot van Johannes ‘zijn lijdensverhaal van gisterenavond
bracht ons zelfs de herinnering terug aan het paradijs...
er wordt gesproken over een prachtige tuin
waarin de dode Jesus wordt neergelegd.
Treurende vrouwen met kostbare kruiden in de hand
gaan de dag na de sabbat die paradijselijke tuin in
en ze merken vreemde dingen.
Twee mannen, twee engelen staan daar
en zeggen: Hij is niet hier, waarom zoek jij de levende bij de doden.
In diezelfde paradijselijke tuin zal een vrouw,
Maria Magdalena, Hem ontmoeten
denkende dat Hij de tuinman is, wat Hij ook is...
Hij, de nieuwe Adam, Heer van de tuin,
Koning van de nieuwe aarde.
Die nieuwe koning wil ons inspireren.
Er is behoefte aan nieuw elan.
We hoorden gisterenavond ook:
‘Het is volbracht en Hij gaf de geest.
Hij gaf de geest… Hij gaf die door aan ons:
nu jullie, het kan, het moet.
Er eindigde niets op die goede vrijdag:
er was juist een nieuw begin rond deze rechtvaardige.
Er komt perspectief in ons bestaan!
In zijn naam zullen wij vanavond het brood weer breken
we zullen hem weer horen zeggen: dit is mijn bloed,
mijn leven, ik geef ik het voor jullie.
God heeft ons, in Jesus laten zien,
hoe Hij ons nabij is.
Die nabijheid hebben we als parochie extra nodig dit jaar:
het is een angstige wereld
veel mensen zijn op zoek naar hoop, naar geloof en vooral naar liefde.
Vanochtend stond een man op het Emmaplein
met zijn handen in zijn zakken te kijken naar onze kerk;
ik was net het oud papier aan het wegbrengen en passeerde hem.
‘Wilt u even binnen kijken’ vroeg ik
‘ja graag, wat is hij groot he?.
Hij ging naar binnen, de handen uit de zak
we stonden daar, bij de deur van de sacristie
en keken de hoge koepel in.
Achter ons de fresco boven de deur
van de barmhartige Samaritaan.
‘Dat is om ons priesters voor gek te zetten’
zei ik tegen hem. ‘Jesus vertelt een verhaal
over een priester die een ernstig gewonde man laat liggen,
en een gewone passant, een soort gastarbeider, helpt de zieke
en buigt zich over hem.’
De man keek wat verbaasd. Ik ging verder:
‘zo staan wij als kerk vaak voor gek
het zijn de gewone mensen -misschien u wel- die de belangrijker dingen doen.’
Het zal wel….dacht de man en voeg:
‘wordt deze kerk eigenlijk nog gebruikt?’
‘Wordt deze kerk nog gebruikt…..’
wat denken jullie daar: kinderen, stoere mannen en even stoere meiden van het koor.
‘Wordt deze kerk nog gebruikt…..’
IJverig doen we ons best
de prachtigste koorzang weerklinkt hier:
‘volgende zaterdag komen hier weer 1100 kinderen’ zei ik;
‘en vannacht worden er twee jongens gedoopt.’
Zo hielp de man die vanochtend langs kwam
mij helpen bij het maken van mijn paaspreek.
En ik dacht na over de waarde van het geloof.
Is het nog mogelijk te geloven in 2013, zo ja hoe??
Is het mogelijk om ook in deze moeilijke dagen,
in deze tijd waarin we de laagheid en gemeenheid
van de mens zien groeien
ook tegelijkertijd de sporen van God te zien,
de langzaam groeiende openbaring van zijn schoonheid?
De man die ik sprak vanochtend, ligt nu waarschijnlijk
met een pilsje in zijn hand voor de TV.
In Haarlem vragen mensen zich nu thuis misschien af:
‘Pasen, waar ging dat ook al weer over.
De vrouwen uit het evangelie hadden moeite de vrienden van Jesus te overtuigen:
ze geloofden er niets van.
En wij hier?
Omwille van God, die steeds in onze geschiedenis doordringt
wat er ook allemaal gebeurt in onze dagen
moeten wij er toch aan gaan geloven
dat onze dode beenderen weer levend kunnen worden;
en dat er hoop is in deze gebroken wereld.
Pasen is voor ons niet alleen maar opgewekt Alleluia roepen of zingen
-hoe mooi het Alleluia van Handel dat we morgen gaan horen ook is-
maar geloven ondanks alles
dat de liefde het zal winnen van de haat,
dat de mens in staat is tot het goede,
dat hij de gave heeft om lief te hebben,
en dat de mens - wat hij ook mag doen –
de Geest van God nooit uit zijn ziel kan wegrukken.
Ook in onze dagen
heeft het oude visioen van het brandende braambos
dat niet door het vuur verteerd wordt iets te zeggen.
De mens die zich ergert aan het onrecht
en die opkomt voor het recht is iemand
mag weten dat God aan zijn kant staat.
Hij is niet alleen.
‘Het teken van Mijn aanwezigheid,' zei God ooit tot Mozes ‘is dit:
dat als jij je opdracht serieus neemt, het allemaal zal lukken’.