Doopsel van de Heer C (2013)

Wanneer hebt u uw doopsel ontvangen? Was het vroeger vanzelfsprekend dat je als baby, soms nog op de dag van je geboorte, soms de volgende dag, meteen gedoopt werd. In deze tijd gebeurt het steeds vaker dat kinderen, jongeren en volwassenen zich laten dopen. Tijden veranderen en het lijkt erop dat we meer teruggaan naar hoe het was in de eerste vier eeuwen van onze jaartelling. In die tijd moest je echt iets doen, er iets voor over hebben om gedoopt te worden. Dikwijls kregen nieuwe Christenen problemen met het thuisfront. Het Christendom werd vaak als achterlijk en vreemd gezien. Een godsdienst van een kleine groep ergens uit Israël. Dat haalt het toch niet bij de cultus van de keizer en de enorme godenwereld van de Romeinen!? Soms zag je dat hele gezinnen in één keer werden gedoopt. Of dat dan alle leden betrof boven de twaalf of dat ze ook jonger waren is soms een vraag. Paulus beschrijft de doop als Christus-besnijdenis. De besnijdenis in jet Jodendom vond plaats op de achtste dag. Dan lijkt het erop dat de eerste Christenen geen bezwaar hadden tegen de doop van kinderen, integendeel, het werd in het leven van de Kerk als snel iets vanzelfsprekends. Toch zat er ook een nadeel aan. Eeuwen later, mede door de theologie van Augustinus kwam steeds meer nadruk te liggen op het afwassen van de erfzonde. En die gedachte werd weer de aanleiding om maar zo vroeg mogelijk het kind te dopen. In onze tijd zie je het weer naar de andere kant doorslaan. God is toch goed? Is doop wel nodig? Moet je het kind niet zelf laten kiezen? We zien in het Evangelie dat de doop van Johannes vooral de volwassenen betrof. Vanaf 12 jaar mochten kinderen in de tempel al met de volwassenen meedoen. In de vorige eeuwen is lang gevreesd dat een ongedoopt kind niet in de hemel zou komen. Daar heeft de leiding van de Kerk in onze tijd duidelijkheid in verschaft. Jezus zegt: Wie niet wordt als de kleine kinderen, zal het Koninkrijk niet binnengaan. Zij hebben engelen in de hemel die Gods aangezicht aanschouwen. Een kind wordt gedoopt in het geloof van de ouders. De ouders geven namens het kind antwoord op de vragen van de Kerk en door de ouders gaat het kind behoren bij het Lichaam van Christus, de Kerk. Vandaag zien we hoe Jezus deelneemt aan de doopplechtigheid van Johannes de Doper. Zoals ook op andere momenten schuwt Jezus de boete en de nederigheid niet. Tegenover God, zijn Vader, is het geen schande om je klein te maken en te erkennen dat je deel uitmaakt van een mensengeslacht dat generatie op generatie zondigt en Gods Verbond aan zijn laars lapt. Jezus doet mee, hij maakt zich klein, Hij gaat door het water, misschien heeft Hij een boetepsalm gebeden, tot de stem van de Vader klinkt: "Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld." Wie heeft die stem gehoord? Hebben de omstanders het gehoord? Heeft Johannes hem gehoord? Zij mogen Hem horen, maar het belangrijkste is dat Jezus hem gehoord heeft, want de Vader richt zich hier tot Jezus. "Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld."Dit is ook ten diepste wat God tegen elk kind zegt. God is de Schepper van elk mensenkind. De liefde van God gaat uit naar elke mens, altijd en overal. Wat verandert er dan als een kind gedoopt wordt? God onze Schepper wordt God onze Vader. Het kind krijgt een plek in de drievuldige relatie van God, een relatie met God als Vader, met Christus als Broeder en Heer, en met de Heilige Geest als Gods kracht die ons leven nieuw maakt. Het wordt een wederkerige relatie, een verbondsrelatie. Het kind gaat binnen in het Nieuwe Verbond. Verleden jaar hebben we aan ons beleidsplan voor de Augustinusparochie de titel gegeven: “Jij bent bemind”. Dat is ontleend aan dit Evangelie. Iedere mens die bij Jezus wil horen, die zijn of haar doopsel wil waarmaken en die gelooft in Christus als Gods Zoon en dat Hij de dood heeft overwonnen, die mag weten dat God hem of haar als een vader liefheeft. Dat is wezenlijk. De mens is geen toevalligheid, ontstaan in een reeks van toevalligheden, in een toevallig heelal. God heeft ons gewild en Hij wil ons nu en altijd. God heeft ons lief, van voor onze geboorte, nu en altijd. Als ik mij in liefde naar God als Vader keer, klinkt ook tot ons zijn woord: "Jij bent mijn kind, mijn welbemind kind." Ik denk dat in deze tijd veel mensen vooral hun vertrouwen stellen in techniek en wetenschap, en daardoor ongemerkt weg groeien van God. Daardoor ontstaat een leegte in onze diepste beleving van ons zelf. Wie ben ik? We hebben eten en drinken, kunnen werken en ons amuseren, we kunnen genieten en steeds weer iets nieuws bedenken, maar wie zijn we? God spreekt tot zijn Zoon en Hij spreekt tot ons. Hier in de Eucharistie vieren we de maaltijd van Gods liefde. Om ons terug te brengen naar onze oorsprong, uit deze wereld terug naar God, van ons vertrouwen op deze wereld naar ons vertrouwen op God, daarvoor heeft de Zoon zich helemaal gegeven. Dankzij Hem weten we wie we zijn: Veelgeliefde kinderen van God, broers en zussen van Gods eigen gezin. Lichaam van Christus en Volk van God. Amen.