Naar alle volkeren

Van het schilderij van Bruegel het Winterlandschap bestaan 130 koppies. In 1565, het jaar waarin het geschilderd werd, viel tijdens de periode van de kleine ijstijd. Overal in West- en Midden-Europa werd het in de tweede helft van de 16° eeuw kouder. De winters waren gekenmerkt door meer sneeuw en ijs. Ze begonnen vaak al in november en duurden tot maart of april. Tachtigers verbinden de kerstijd van hun jeugd met winterpret door sneeuw en ijs. De kerstvakantie begon toen de dag vóór kerstmis en eindigde met Driekoningen. En op 6 januari, de feestdag van Driekoningen, kon er sneeuw liggen.

Wijzen uit het Oosten

Peter Breugel maakte twee schilderijen van de Aanbidding door de wijzen. Deze waren voor hem koningen. Dit hebben velen voor hem en na hem gedacht. De evangelist Mattheus spreekt over wijzen, over magiërs, sterrenkundigen, maar niet over koningen. De kostbare gaven, die ze aanbrachten en die verwijzen en naar een profetie van Jesaja en naar een psalm, liggen aan de oorsprong van de gedachte dat het koningen waren. Reeds in de vierde eeuw kregen de wijzen bij de stal van Bethlehem het statuut van koning.

Ze komen uit het Oosten. In het Oud Testament zijn veroveraars van uit het Oosten naar Jeruzalem gekomen om de stad aan te vallen. Jesaja voorziet de dag dat de volkeren naar Jeruzalem zullen komen en schatten zullen aanbrengen.

Mattheus is de enige evangelist die het verhaal brengt. Hij gebruikt heel vaak teksten uit het Oud Testament om te spreken over Jezus. Zo verwerkt hij in dit verhaal teksten van Jesaja en Michea.

Het past bij zijn opzet van het evangelie om de blijde boodschap te verkondigen. Zijn evangelie eindigt met de opdracht van Jezus aan de apostelen: “Ga dan en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen” (Mt. 28, 19).

De komst van de magiërs, sterrenkundigen uit het Oosten, wijst op de universaliteit. Zij illustreert deze opdracht. Deze gaat in vervulling wanneer het evangelie in alle culturen wordt verkondigd en er gemeenschap sticht.

 

Vreemde heren met geschenken,

het verre Oosten komt tot Hem!

Dat geeft uw dove hart te denken,

Stad van God, Jeruzalem (ZJ 211).

In een van zijn preken zegt paus Leo de Grote (440-461): “In de persoon van de drie wijzen moeten alle volken de Schepper van het heelal aanbidden. Niet alleen in Judea, maar over geheel de aarde moet God bekend zijn, opdat overal ‘in Israël zijn Naam geëerd wordt” (Getijdenboek, jaar 1).

 

.

Het eerste schilderij van Bruegel over de drie koningen dateert van 1564 en bevindt zich in de National Gallery in Londen. Hij schildert zijn personages groot en geeft hen een volks gelaat. In dit schilderij is hij zowel beïnvloed door Italiaanse kunstenaars als door Jeroen Bosch. Dit is vooral zichtbaar in de gelaatsuitdrukking. Na Bruegel komen andere schilders zoals Rubens die in de barok de koningen uitbeelden met veel pracht. Interessant dat een aantal schilders hun koningen nemen uit verschillende levensfasen, jong, middenleeftijd, oudere.

In een vertrouwd landschap

 Een tweede schilderij van Pieter Bruegel de Oude over de aanbidding is dit van de aanbidding door de koningen in de sneeuw, een olieverfschilderij op doek, gedateerd 1567 en bewaard in de collectie van Oskar Reinhart Am Villa Römerholz bij Winterthur. Het is vaak gekopieerd, om te beginnen door zijn zoon Pieter Bruegel de Jonge. De compositie toont een aantal dagelijkse scènes op een winterdag, terwijl het religieuze tafereel een kleine rol toebedeeld krijgt in de linkerbenedenhoek.

De Vlaamse middeleeuwse schilders situeerden de Menswording in hun eigen vertrouwde landschap, in het decor van een kerkruïne of lemen hut, met veel personages in de klederdracht van toen (Wim Wylin, Kerstmis in de westerse schilderkunst in Het Teken, december 1989). Christus wil immers geboren worden in elke cultuur en in elk mensenhart.

De koningen zijn met een grote aanhang bij het kind in de stal. Bij het gebeuren zijn een aantal toeschouwers, maar daarnaast gaat het gewone leven verder. Het is zoals op het schilderij van de val van Icarus. Terwijl deze in de zee stort, ploegt een boer rustig verder. Zo is het wellicht geweest bij de geboorte van Jezus en de daaropvolgende kinderjaren, zo is het tot op vandaag. Niet iedereen heeft zich naar Bethlehem gehaast om samen met de koningen hun gaven en hulde aan te bieden.

De wijzen hadden zich laten leiden door een teken, een ster. Ze zijn op dit teken ingegaan. Zij hebben gezocht en inlichtingen ingewonnen in de kringen van Jeruzalem. De ster en de heilige boeken brachten hen ten slotte bij Jezus, maar de geleerden zijn niet meegegaan. Koning Herodes heeft zelfs het kleine kind vervolgd en wou het doden. De wijzen kwamen bij de plaats waar het kind zich bevond samen met zijn moeder. “Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het geschenken aan: goud en wierook en mirre.”

D’heilige Drie koon’gen uit zo verre land

zij zochten onze Here met offerand.

Z’offerden ootmoedelijk mir, wierook en goud

t’ere van den Kinde dat alleding behoudt. Kyrieleis! (ZJ 201)

Hebben de wijzen na dit bezoek Jezus verkondigd? Mattheus vermeldt het niet, maar zijn verhaal over de wijzen is een verkondiging. De heilige drie koningen, intellectuelen uit vroegere tijd, voorbeelden voor ons vandaag! Heilige Drei Könige Intellektuelle aus früherer Zeit, Vorbilder für uns heute (www.heilige-dreikoenige.de). Hun verhaal zet ons om aandacht te geven aan tekenen, deze te onderzoeken, op weg gaan, niet ontmoedigd zijn bij tegenslag, de schriften raadplegen, knielen bij het kind en het eren. Zoals de wijzen kunnen we goud, mirre en wierook aanbieden. Dit doen we, zegt paus Leo de Grote, door ons geloof. “Immers, goud haalt uit de schatkamer van zijn geest wie Christus erkent als koning van het heelal, mirre offert wie gelooft, dat de eniggeboren Zoon van God waarlijk de menselijke natuur heeft aangenomen; en met wierook vereert Hem al wie belijdt dat Hij in alles gelijk is aan de goddelijke Vader.”