In liefde verbonden (Kol. 3)

Kerst en Nieuwjaar brengen families samen. Gaarne of soms met tegenzin. Het kunnen vastgeroeste familierituelen zijn, waar je niet van uit kunt. Of ze zijn zo sterk en zo aangenaam dat je ze erg mist wanneer ze er niet meer zijn. Margaux Rambert plaatste op internet een beschouwing over familie en schoonfamilie. “Familie en schoonfamilie, hoe krijg je ze verzoend?”

Familiefeesten

“Het is een boutade, maar o zo waar: een mens kiest zijn familie niet. En net zo min zijn schoonfamilie. Als je je partner in je armen sluit, neem je daar gratis en voor niets een hele clan mensen bij. Niet altijd met evenveel enthousiasme. Niet zelden vinden we ‘die andere tribe’ te kritisch, te overrompelend, te veeleisend, of het omgekeerde: niet betrokken of warm genoeg… Maar wanneer je – op jonge of latere leeftijd – beslist om samen door het leven te gaan, houdt dat nu eenmaal in dat je die puzzelstukjes bewust mee in het geheel opneemt. Zowel het stuk van de eigen ouders van wie je wat afstand moet nemen om een liefdesleven te kunnen opbouwen, als het stuk van de schoonouders die je als het ware met je partner mee ‘adopteert’. En samen met hen de rits ooms, tantes, grootouders, neven en nichten, die zich op gezette tijden ook komen bemoeien met jullie relatie en gezinsleven en daar zo hun eigen verwachtingen bij hebben. Als je laat weten dat je samen door het leven wil, begin je als koppel aan een subtiel weefwerk waarmee je de complexiteit van twee tribes tot een min of meer mooi geheel probeert te knopen.”

De heilige familie

In deze kersttijd van familiebijeenkomsten vieren we het feest van de heilige Familie. “Er hangen een aantal gevaren vast aan een te eenvoudige verering van de ‘heilige familie’, in theologische zin, verwijzend naar het geïdealiseerde gezin van Jezus van Nazareth, en in ethische zin, verwijzend naar harmonische, ‘perfecte’ gezinsrelaties. Wanneer gezinsrelaties als harmonisch worden voorgesteld en wanneer cohesie als ideaal (te) sterk benadrukt wordt, bestaat de kans dat conflicten worden toegedekt in plaats van opgelost. Het risico bestaat tevens dat gezinsleden over ervaren moeilijkheden en onrecht binnen gezinnen zwijgen naar de buitenwereld toe en er ook niet naar een oplossing voor de moeilijkheden, het onrecht of het geweld kan worden gezocht. Daarnaast is er het risico dat gezinsleden zeer veel van elkaar gaan verwachten, en dat gezinnen van binnenuit overvraagd worden. Ze kunnen zich ook van buitenaf overvraagd weten: zo een gelukkig en harmonisch gezinsleven lijkt vaak een onhaalbare utopie’ (Thomas KULeuven).

Jezus en de familie.

Jezus is in een familie geboren, al was zijn komst niet zo evident. Wij weten weinig over de kinderjaren van Jezus. Geboren tijdens een volkstelling in Bethlehem, ver van Nazareth, de woonplaats van Jozef en Maria. Kort nadien, met hen mee op de vlucht. Koning Herodes wou het kind doden.

Zijn ouders waren vrome mensen, ze behoorden tot de kring van de armen, de anawim. Ze hielden vast aan de voorgeschreven Joodse rituelen en gebruiken. Ze brachten hun kind naar de tempel om het aan de Heer op te dragen. Ze gingen jaarlijks, bij gelegenheid van het paasfeest, op bedevaart naar Jeruzalem. Ze hebben vooral de herinnering bewaard aan het jaar dat Jezus twaalf jaar was en zij drie dagen naar hem moesten zoeken, omdat hij in de tempel was achtergebleven en daar zat te luisteren naar de leraren.

Zijn ouders hebben hem in Nazareth mee genomen naar de synagoge. Thuis hebben ze hem verteld over figuren en profeten uit het Oude Testament. Ze hebben hem uitleg gegeven bij zijn stamboom. Deze is niet zo eenvoudig. Meer dan één stamvader heeft een verkeerde schaats gereden. Zijn ouders hebben hem de raadgevingen bijgebracht die Jezus Sirach schreef hoe een kind zijn vader en moeder moet eren (Sir. 3, eerste lezing feest Hl. Familie).

Jezus was in Nazareth gekend als de zoon van de timmerman (Lc. 4,22). “Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Josef, Simon en Judas? Wonen zijn zusters niet allen bij ons?” (Mt. 13,53). Jezus had familie in het bergland, in een stad van Juda, Daar woonden Zacharias en Elisabeth, een bloedverwante (een tante) van Maria. Zij zijn de ouders van Johannes.

Een nieuwe familie

Jezus is van huis weggegaan. Hij was en bleef ongehuwd. Hij verwelkomt een nieuwe familie. “Mijn moeder en mijn broers en zusters zijn zij, die het woord van God horen en er naar handelen” (Lc. 8,19). Wie Jezus wil volgen, moet veel loslaten. Hij geeft een hard antwoord aan twee mannen die hem willen volgen. De ene wou eerst nog zijn vader begraven en Jezus zei: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij: ga heen en verkondig het Rijk Gods” (Lc. 9, 60). Een tweede persoon wou eerst afscheid nemen van zijn huisgenoten. Tot hem zegt Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods” Lc. 9, 60).

Tot de grote mensenmenigten, die met hem mee trokken, zei Jezus: “Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn” (Lc. 14,26).

De keuze voor Jezus kan spanningen teweeg brengen in families: “Denken jullie dat Ik ben gekomen om vrede te brengen op aarde? Nee, zeg Ik jullie, eerder verdeeldheid. Vanaf nu zullen vijf mensen in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen drie: vader tegen zoon, en zoon tegen vader; moeder tegen dochter, en dochter tegen moeder; schoonmoeder tegen schoondochter, en schoondochter tegen schoonmoeder” (Lc. 12,52-53).

Met deze uitspraken schaft Jezus het vierde gebod geenszins af. Wanneer een man hem vroeg wat hij moest doen om het eeuwig leven te verwerven verwees Jezus naar de geboden, waaronder het gebod: “Eer uw vader en uw moeder” (Lc. 18,20).

De Farizeeën stelden aan Jezus of een man zijn vrouw mag verstoten. Jezus herinnert hen aan het scheppingsverhaal: “De Schepper heeft de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk gemaakt.” Hij voegde er aan toe: “Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden” (Mt. 19, 4-,5).

Jezus voelde mee met de vreugde en de pijn in gezinnen. Hij wees op de geboortepijn bij al wat groeit: “Een vrouw die baart heeft het zwaar als haar tijd gekomen is, maar wanneer haar kind geboren is, herinnert ze zich de pijn niet meer, omdat ze blij is dat een mens ter wereld is gekomen” (Joh. 15,21).

Hij heeft aandacht voor de kinderen, hij zegent hen, wanneer mensen ze bij hem brengen (Mc. 10,13-16; Lc. 18,15-17). Hij leeft mee met de zorg van ouders wanneer hun dochter of zoon lijdt: de jongeling van Naïn (Lc. 7,11-17), het dochtertje van Jairus (Lc. 8,49-56), de dochter van de Kananese vrouw (Mc. 7,24-30), de vader van een gekwelde jongen (Lc. 9,37-42).

Jezus, de bruidegom

Jezus was met zijn leerlingen aanwezig bij een huwelijk in Kana (Joh. 2, 1-11). Hij sprak van tien bruidsmeisjes, die met hun lampen op weg waren, de bruidegom tegemoet (Mt 25,1-13).

Jezus werd door Johannes de Doper aanzien als de bruidegom. Hij beschouwde zichzelf als de vriend van de bruidegom. Op de vraag of hij zelf de Messias was, gaf Johannes dit antwoord: “Ik ben de Messias niet maar een gezondene om voor Hem uit te gaan. De bruidegom is hij die de bruid heeft” (Joh. 3,28-29).

Op de vraag waarom hij en zijn leerlingen niet vasten, neemt Jezus dit beeld over en zegt: “Kunnen dan de vrienden van de bruidegom vasten zolang de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom in hun midden hebben kunnen ze niet vasten. Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten” (Mc. 2,18-22).

Jezus gebruikt het beeld van een bruiloftsfeest: “Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gag voor zijn zoon” (Mt. 22,1-14, Lc. 14,15-24). Hij is deze Zoon. Hij leeft verbonden met zijn Vader en hij verheugt zich om allen die door de Vader zijn bemind (Lc. 10,21-22).

Jezus houdt zijn leerlingen het grote gebod voor van de liefde. “Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals ik u heb liefgehad” (Joh. 14,12). Onze huisgenoten zijn onze dichtste naaste. Jezus zendt zijn leerlingen naar de huizen van de mensen met een vredesgroet (Lc. 10,5) en om hen aan te kondigen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt” (Lc. 10,9).

De hymne aan de liefde

De apostel Paulus was niet gehuwd. Hij spreekt met omzichtigheid over het huwelijk, over de gehuwde en de ongehuwde staat (1 Kor 7). Toch danken we aan hem de mooie hymne over de liefde (1 Kor. 13). De brief van paus Franciscus Amoris laetitia bevat een sterke commentaar bij deze hymne.

Wanneer Paulus raadgevingen geeft aan de gehuwden, heeft hij het beeld voor ogen van Christus, het hoofd van de kerk (Ef. 5,25-32). Hij komt opnieuw in de brief aan de christenen van Kolosse met een levensregel voor het huiselijk leven, gebaseerd om de verbondenheid met Christus (Kol. 3,12-21, tweede lezing feest Hl. Familie).

Elke tijd brengt eigen raadgevingen aan. Op de vraag welke de voornaamste deugden zijn die man en vrouw moeten bezitten om hun huwelijk te doen slagen, antwoordde een filosoof: tederheid bij de vrouw en moed bij de man. Hij had er mogen aan toevoegen: trouw bij allebei. Een beter antwoord ware geweest: Moed en tederheid voor en van elk van beide partners.

In zijn toespraak in augustus 2018 te Dublin op het wereldcongres van het gezin gaf paus Franciscus een aantal eenvoudige raadgevingen mee, zoals deze drie kleine zinnen: ”Sorry, please, thank you.” Samen bidden in het gezin, en het kruisje voor het slapen gaan.

Bij de uitvaart van zijn grootmoeder, overleden enkele dagen na haar 85° verjaardag, bracht een kleinzoon bij haar uitvaart dit getuigenis over zijn grootouders:

“Nog nooit heb ik een koppel gezien dat zo mooi de tederheid verbeeldt als oma en opa. Hoe opa oma de laatste jaren met alle liefde van de wereld verzorgde, en hoe zij zich met alle liefde van de wereld liet verzorgen. Telkens opnieuw beantwoordde opa haar vragen, met veel geduld. En oma was er hem altijd dankbaar voor. Hoe ze als een geolied duo hun verhalen vertelden. En als oma de draad vergat, raapte opa hem weer op. Hoe ze elkaar plaagden en met een knipoog en een kneepje. Ik denk niet dat ze ooit zonder een kus gaan slapen zijn. Dat was opa’s mooiste advies voor zijn kleinkinderen.”

Bekleedt u, schrijft Paulus, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld” ( Kol 3,12).