19e zondag C (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom bij deze heilige Eucharistieviering. Wij zijn samengekomen om God te eren, om ons door Hem de goede weg te laten wijzen, en om ons door Hem - en elkaar - te laten sterken en bemoedigen.

En als wij van God eenmaal die wijsheid, die kracht en die troost hebben ontvangen en hebben kunnen gebruiken, dan mogen wij daar ook wel van getuigen, tot voordeel van andere mensen.

In de Amerikaanse staat Florida heeft een moedige verkoopster een overval verijdeld door met de dader een gesprek over Jezus te beginnen. De bewakingscamera van de telefoonwinkel liet zien hoe de verkoopster in plaats van de gevraagde $ 300 te overhandigen verklaarde, dat zij het eerst even over Jezus wilde hebben. Op een rustige toon biedt zij de man aan te helpen bij zijn zoektocht naar een baan en vraagt ze waarom hij de overval wil plegen. Na ongeveer 3 minuten is de onzekere overvaller volledig de kluts kwijt en geeft hij toe, dat zijn wapen eigenlijk een speelgoedpistool is, waarna hij het op een lopen zet, zonder geld.

De verkoopster was zogenaamd de zwakke partij, maar door de Naam van Jezus Christus was zij in feite de sterkste! Ik hoop dat wij het ook aandurven om Jezus Christus meer en meer te betrekken bij ons dagelijkse leven. Dat is goed voor onszelf en voor alle mensen met wie wij omgaan.

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. Heer, Gij zijt de Schepper van al wat leeft, Gij bouwt uw stad te midden van de mensen. Vervul ons met uw ijver voor de wereld die Gij ons hebt toevertrouwd, zodat wij klaar staan als Gij met uw liefde alles komt voltooien. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon ... . Amen.

KINDERWOORDDIENST

PREEK

Beste vrienden, het geloof van de Joden is een godsdienst van de belofte. God had aan de Joden beloofd, dat Hij hen uit Egypte, het land van de slavernij, zou bevrijden. Wat de Joden konden doen, was dus vol verwachting uitkijken naar de vervulling van deze belofte. Al was er op gegeven moment nog zoveel ellende, er was altijd reden om te hopen. Hoopvolle mensen zijn blijde mensen, gaan er iedere dag weer tegen aan.

De eerste lezing uit het boek Wijsheid vult deze belofte nader in. Het gaat aan de ene kant om de redding van de rechtvaardigen en aan de andere kant om de ondergang van de vijanden.

Nu moeten wij dit laatste goed verstaan. Je werkelijke vijand is bijvoorbeeld niet een moslim, die zichzelf opblaast en - hoe erg ook! - nog dertig andere mensen in de dood meeneemt, nee, je werkelijke vijand is de duivel, die iemand zo'n boosaardig plan ingeeft.

En er worden in onze wereld helaas veel duivelse plannen gesmeed en ten uitvoer gebracht. Denken wij aan de jonge tandartsassistente in Friesland, die - zoals het er nu naar uitziet - vier baby's om het leven heeft gebracht. Wij mogen en moeten daartegen protesteren, zoals ook onze paus protesteert tegen allerlei vormen van geweld en ander kwaad, maar vreedzaam, geen kwaad met kwaad vergeldend. En wat moeten wij doen tot de tijd komt, dat God onze gebeden zal verhoren? Want wij weten, dat God weleens een tijdje op zich laat wachten. In vers 9 van de eerste lezing staat, dat de kinderen der vromen in stilte het offermaal gebruiken, en zich met een heilige belofte hadden verplicht, dat zij samen het goede zouden delen en samen de gevaren zouden trotseren.

In vergelijking met de soms zeer rumoerige wereld is het inderdaad in stilte, dat wij hier in de kerk het offermaal van de Heer gebruiken. Hij verlicht ons, onderwijst ons, voedt ons met zijn kracht. Waarom? Natuurlijk om Hem te kunnen eren, maar ook om elkaar te kunnen helpen in moeilijke tijden. En ook om zijn bescherming te mogen ondervinden: dat wij hier geen rampzalige gebeurtenissen krijgen als in Rusland en Pakistan. Hij wil zien of wij voldoende op Hem vertrouwen en om elkaar geven, of wij beseffen lid te zijn van ‘de gemeenschap van de heiligen', de grote familie van God in de hemel en op de aarde. Ons leven op aarde is mede bedoeld om God de gezindheid van ons hart te tonen.

De tweede lezing uit de brief aan de Hebreeën begon met de bewering, dat ons geloof de vaste grond is van wat wij hopen. Ook aan ons heeft God een belofte gedaan. En die belofte houdt in, dat wij ooit het Koninkrijk zullen binnengaan. Zoals God op een goede dag Abraham naar het Beloofde Land bracht, zoals Hij ooit het volk Israël door de woestijn leidde naar het Beloofde Land, zo wil Hij ook ons er naar toe brengen. En van zijn kant heeft Hij daartoe heel wat moeten doen: Hij heeft zijn Zoon moeten offeren aan het Kruis. Maar dat is een teken, dat God het met ons ziet zitten. Hij gelooft in ons. En Hij hoopt op ons ja-woord, zoals Hij van Maria haar ja-woord kreeg.

De vraag is nu of ook wij het zien zitten? Geloven wij in een betere wereld? Straks, in de eeuwigheid, maar dat God ook nu al iets voor ons kan doen? Geloven wij, dat God met ons op weg is en dat de overwinning dus aan ons is? Geloven wij, dat alles wat er gebeurt door God op z'n minst wordt toegelaten en een uitnodiging is om er met zijn kracht goed op te reageren? Kunnen wij - net als Abraham en Sara in de tweede lezing - onszelf vreemdelingen en passanten op aarde noemen in het besef, dat wij op zoek zijn naar een beter vaderland?

Jezus heeft door zijn kruisdood reeds heel de wereld verlost, maar de wereld moet zich deze verlossing nog eigen maken. Het is daarvoor dat God onze medewerking vraagt. Als iemand iets naars zegt of doet en wij reageren goed, in liefde, zoals Jezus Christus deed, dan heiligen wij op dat moment een klein stukje van deze wereld. Dan vindt er verlossing plaats. En waarom gaan wij als kleine en zwakke mensen daaraan beginnen? Omdat God ons een belofte heeft gedaan: wij zullen met Hem overwinnen!

Het evangelie zegt, dat wij schatten moeten verzamelen in de hemel. Iedere keer, dat wij tegenover het kwaad in liefde iets goeds doen, wordt de wereld een klein beetje beter en wordt onze hemelschat een stukje groter. Het mes snijdt aan twee kanten.

Hoe vaak gebeurt het niet, dat wij elkaar iets beloven. Wij kunnen niet zonder beloftes. Als wij vandaag iemand beloven hem morgen te helpen, kan hij vannacht rustig slapen. Hij is uit de brand. Nu gebeurt het weleens, dat wíj een belofte breken, maar God heeft nog nooit een belofte verbroken. Geloven wij in zijn belofte. Wij leven niet zo maar een beetje in het wilde weg, maar God reist met ons mee op weg naar een beter vaderland.

Tenslotte, broeders en zusters, vraagt Jezus ons op het einde van het evangelie om waakzaam te zijn, want wij weten niet wanneer de Heer des huizes komt. Stel, dat wij nú van God te horen zouden krijgen, dat wij morgenavond om 20.45 uur zullen sterven. Wat zullen we dan gaan doen? Misschien dat sommige mensen een beetje extra gaan bidden? Weer anderen zullen toch maar eens gaan biechten? Dat hadden ze al zo lang niet meer gedaan. Nog anderen zullen een ruzie gaan uitpraten? Dit is geen bangmakerij, beste medegelovigen, maar realiteit, of je nu nog jong bent of al wat ouder, het kan zomaar met ons gedaan zijn, de eeuwigheid kan zomaar beginnen. Het is geen dreiging, maar een vreugdevolle belofte! We krijgen dan een beloning voor al ons bidden en werken. Zorgen we wel dat we er klaar voor zijn. Al gaat heel de wereld op z'n kop staan, blijven wij God en Jezus' Kerk trouw door oprecht te blijven geloven, door te blijven bidden en werken in de geest van Jezus en zijn heilig evangelie.