17e zondag door het jaar C - 2019

Zusters en broeders,

Vorige week was gastvrijheid het thema van de viering, vandaag is het bidden. Met opnieuw twee prachtige verhalen. In de eerste lezing ontpopt Abraham zich tot een echte sjacheraar, met God als tegenpool, en hij krijgt nog zijn zin ook: zijn berekend biddend vragen wordt telkens verhoord. In het evangelie schenkt Jezus zijn leerlingen het gebed dat wij nog altijd bidden: het ontroerend prijzende, vragende en belovende Onze Vader, en Jezus zegt ook hoe we moeten bidden.

Misschien is het dus goed dat we ons eens bezinnen over ons gebed, en ons afvragen waarvoor wij bidden. Om God te loven, om Hem te danken voor alles wat we zijn en krijgen, maar ook om te vragen. Misschien moeten we precies daar eens over nadenken. Want wat vragen we zo allemaal aan onze Vader in de hemel? Misschien dat Hij ons een zes in de Lotto laat winnen? Alsof God een geldautomaat is waar je een gebedje of een kaarsje in steekt, en dan word je rijkelijk beloond. Of bidden we om goed weer, om goede zaken in ons bedrijf, om een goede gezondheid, om nog zoveel dingen waarvan we volop kunnen genieten zonder ons zorgen te maken?

Maar bidden we niet te veel alleen voor onszelf en ons eigen welzijn, en niet voor dat van onze medemensen? We doen dat wel in elke viering in de voorbeden, maar doen we dat ook in ons persoonlijk gebed? En bidden we ook om licht te zien in tijden van pijn en lijden? Licht, zodat we niet zouden wrokken om de ziekte die ons of een van onze geliefden treft. Zodat we niet zouden kapotgaan van verdriet en colère om wat ons tegenzit. Zodat we dingen zouden aanvaarden die nu eenmaal kunnen gebeuren omdat we mensen zijn. Dingen die samenhangen met het leven. Dingen zoals tegenslag, ziekte, ouderdom, sterven. Ze horen bij het leven. Dat heeft ook Jezus ondervonden, en niet zomaar een beetje. Nee, Hij was nooit ziek, Hij is alleen maar doodgemarteld en als een vreselijke misdadiger gekruisigd en vermoord. En Hij is zozeer mens dat Hij vraagt: ‘Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’

Het is een vraag die ook onze vraag zou kunnen zijn. Een gevoel dat God ons verlaten heeft, want alles zit tegen, er is alleen maar tegenslag, pijn, lijden en dood. Maar ook dan kunnen we ons spiegelen aan Jezus, want zijn laatste woorden waren: ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.’

En eigenlijk zegt Jezus vandaag dat we om die geest moeten bidden. ‘Uw Vader in de hemel zal de heilige Geest geven aan wie erom vraagt’, zegt Hij. En die heilige Geest is geen geest van geld en welvaart, maar een Geest van inzicht, van geloof, van sterkte, van echt christen zijn. ‘Wat zijn de goede vruchten die groeien aan de Geest?’, vragen we in een van onze liederen, en we antwoorden: ‘De liefde en de vreugde, de vrede allermeest, geduld om te verdragen, en goedertierenheid, geloof om veel te vragen, te vragen honderduit.’

Liefde, vreugde, vrede, geduld, goedheid, geloof: dat die goede vruchten van Gods Geest over ons zouden komen, daarvoor moeten we dus bidden. Dat we altijd op zoek zouden gaan naar liefde en vrede, dat ons geloof sterk mag blijven, dat we geduld en goedheid kennen

Zusters en broeders, laten we nooit opgeven te bidden. Niet alleen om God te loven en te danken, maar ook om te vragen. Blijven loven en danken, en blijven vragen. Abraham geeft ons daar een schitterend voorbeeld van. Niet opgeven, toont hij aan, uiteindelijk zal God toch luisteren. En ook Jezus laat daar geen twijfel over bestaan. ‘Vraag en u zal gegeven worden. Zoek en gij zult vinden. Klop en er zal worden opengedaan’, zegt Hij. Hij leert ons dat ook in het Onze Vader. Ook daarin loven en aanbidden we niet alleen, maar vragen we ook: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden. Leid ons niet in beproeving en verlos ons van het kwade’, vragen wij uitdrukkelijk, en dat heeft Jezus ons geleerd. God loven, danken en ook vragen, niet alleen voor onszelf maar voor al onze medemensen: laten we zo proberen bidden. Amen.