Tot vrijheid geroepen

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Het is zonder meer duidelijk, dat het Westen van de vrijheid houdt: vrijheid van mening en meningsuiting, vrijheid in onze schoolkeuze, vrijheid in onze handel en wandel, vrijheid in onze relaties. En we zullen er onmiddellijk bij zeggen: leve de vrijheid, onze voorvaderen hebben ervoor gevochten! Dat is ook niet min, want eens waren wij onderdrukt en verknecht, klein gehouden en klein gemaakt. De souvenir van deze onheilstijd leeft diep in ons en voor geen goud zouden we willen terugkeren naar die tijd van toen. Wat vele volkeren ter wereld vandaag nog moeten ondergaan, is ooit ook ons lot geweest. Dat dit soort ellende hun vandaag bespaard mag blijven! Wij kunnen ervan mee spreken.

Toch is de vrijheid - zoals alles wat menselijk is - ook dubbelzinnig en tweeslachtig. Want je zou evengoed kunnen zeggen, dat de moderne mens getekend is door angst voor de vrijheid. Hij houdt van de vrijheid maar hij is er ook bang voor. Dat hij de vijand van buiten buiten heeft gehouden, bezorgt hem vreugde. Dat hij nu geroepen wordt om de vijand van binnen buiten te houden, bezorgt hem angst.

Daar is een diepe reden voor. De mens wordt nu geconfronteerd met zichzelf, hij ziet plots zijn ware gelaat in zijn eigen spiegel. En hij wordt er bang van. Bang van zijn beperkingen, bang van zijn kleinheid, bang van een ongekende maar verslindende macht in hem. Hij erkent, dat hij de vijand kan zijn van zijn eigen geluk en van het geluk van de anderen. Hij ziet plots het feit onder ogen dat hij gedomineerd wordt door het gekke verlangen om te heersen en te genieten. Onbeperkt; ongecontroleerd, verwoestend. Hij wordt gedreven om dwangmatig te presteren, te consumeren en te regeren. Zo geniet hij zonder eerbied voor de dingen die hij gulzig verslindt. Zo heerst hij over de andere mens die hij verknecht omdat hij niet ‘broeder en zuster' zeggen kan.

Zo komt de mens ertoe, in het zeldzame uur van genade, te beseffen, dat hij wel bevrijd is van vele machten, maar dat hij onmachtig is om lief te hebben en om verantwoordelijkheid te dragen voor de zaak van de anderen. Alleen als wij nooit naar onszelf kijken, kunnen we deze waarheid ontkennen.

Ik denk, dat Paulus het daarover heeft in zijn brief aan de Galaten. Gij zijt tot vrijheid geroepen, zusters en broeders. Het is onze roeping te leren zonder angst te bestaan. Het is onze roeping inderdaad vrij te zijn in onze meningsuiting, met de grote ernst van de liefde en met de even grote ernst van de verantwoordelijkheid. Het is onze roeping vrij te worden en tegenover iedereen te zeggen wat wij menen, tegenover iedereen op te komen voor het goed recht van onszelf en van de anderen. Dat is eventjes iets anders dan te manifesteren met vlaggen en toeters voor ons eigenbelang. Dan vechten we opnieuw voor onszelf tegen de vijand van buiten. Maar als we eens op straat zouden komen om te manifesteren voor de belangen van diegenen die nooit op straat durven komen omdat ze nog bang zijn van de vijand van buiten? Als we er ooit eens zouden toe komen ‘plaatsvervangend' lief te hebben, de anderen zo te vervangen, dat ze hun plaats zouden vinden op aarde.

Dan pas zouden we weten hoe benepen en krampachtig wij vastzitten in onze angst om ons gezicht te verliezen. Om hoe dan ook verliezers te zijn.

Misschien is dat één van de mooiste, maar ook pijnlijkste definities van vrijheid. De vrije mens is bereid verliezer te zijn omdat hij zijn narcistisch spiegelkijken heeft afgelegd.

Maar Paulus voegt er aan toe, dat we dan pas niet meer alleen zullen zijn, dat we dan pas ons duivels knellend keurslijf zullen hebben afgegooid. Dan zullen we immers de kunst hebben geleerd met anderen te leven als broers en zusters, als partners in goede en kwade dagen. Dan zullen we niet langer gehoorzamen aan het dictaat van onze illusievrijheid, maar gehoorzamen aan wat goed is! Aan wat van Gods Geest komt.

Dan zouden we niet langer overhoop liggen met onszelf en gehoorzamen aan wat ons innerlijk verknecht

Zo staat het in de Galatenbrief.