Zo'n geloof

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Gewoonlijk vertellen de evangelisten dat de mensen zich verwonderen over Jezus, maar in dit evangelie spreekt Jezus zelf zijn verwondering uit over het ongewoon geloof van een heiden. ‘Zo'n groot geloof', zegt Hij, ‘heb Ik bij mijn eigen volk nog niet aangetroffen'. Wat is nu eigenlijk dat verwonderlijke bij het geloof van deze heiden?

Op de eerste plaats bezit de honderdman een bescheiden geloof. Deze Romeinse officier, die in de stad alles voor het zeggen had, maakt zich klein voor Jezus: ‘Ik ben maar een ondergeschikte', zegt hij, ‘en toch als ik tegen een van mijn onderhorigen zeg: ga, dan gaat hij en als ik zeg: kom terug, dan komt hij terug'. Ik ben maar een ondergeschikte, zo redeneert hij, en toch heeft mijn woord al zoveel kracht, dat mijn onderhorigen doen wat ik zeg, hoeveel meer kracht moet dan het woord van Jezus hebben, die geen ondergeschikte maar zelf de Heer is. Daarom zegt hij ook heel eenvoudig: ‘Spreek maar één woord, dat is voor mij voldoende'. Hij stelt geen condities, hij stelt zich niet boven Jezus, hij vraagt geen bewijs. Kijk, zegt Jezus, dat is geloven, je geheel toevertrouwen aan de welwillendheid van God, geloven dat God alles wel ten goede zal doen keren. Het is goed dat wij vandaag eens opzien naar die honderdman, wij kunnen veel van hem leren. Als wij iets van God willen verkrijgen, dan weten wij vaak niet welke bijzondere gebeden wij moeten verrichten, wij doen geloften om God toch maar te bewegen te doen wat wij graag zouden hebben. Die honderdman daarentegen was heel bescheiden: spreek maar één woord. Hij vertrouwde zich helemaal toe aan de liefde van Jezus.

Op de tweede plaats geloofde deze man niet alleen met zijn lippen, maar met heel zijn leven. Er zijn mensen die wel zeggen dat ze geloven, maar hun daden staan vaak in flagrante tegenstelling met wat het geloof van hen vraagt. Bidden heeft wel degelijk iets te maken met heel ons leven. Wij bidden meer door onze levenshouding dan met woorden. ‘Het geloof, zonder goede werken is dood', zegt Jakobus. Echt geloof wordt alleen zichtbaar in een daadwerkelijke liefde. Bij die honderdman had zijn geloof gestalte gegeven aan heel zijn levenswijze. Hoewel hij een heiden was, had hij toch op eigen kosten een synagoge laten bouwen voor de Joden. En zie maar eens hoeveel moeite hij zich hier getroost voor een eenvoudige slaaf, die eigenlijk toch geen rechten had. Als ons gebed zo krachteloos is, dan komt het vaak doordat wij God alleen eren met de lippen, maar wij denken er niet aan om ons leven te veranderen door naar Gods geboden te leven.

Tenslotte is het geloof van deze honderdman bewonderens-waardig omdat hij zijn geloof liet dragen door het geloof van anderen. Hij beschouwde zich zelf als een buitenstaander, een vreemdeling, die geen rechten had om verhoord te worden, daarom deed hij een beroep op de vrienden van Jezus. Hij somt zijn eigen goede werken niet op, maar hij doet een beroep op de welwillendheid van anderen. ‘Hij verdient het', zeggen dezen tegen Jezus, ‘want hij houdt van ons volk'. Zo krijgt zijn gebed een bijzondere steun. Zou het niet goed zijn dat wij soms anderen zouden vragen om voor ons te bidden? Zo leren wij het toch in de liturgie, daar vragen wij bij de schuldbelijdenis aan onze broeders en zusters voor ons te bidden.., en de priester vraagt: ‘Bidt broeders en zusters opdat dit offer aanvaard kan worden', en bij de voorbeden zegt de priester: ‘Laat ons nu samen bidden voor de noden van kerk en wereld'.

De Kerk heeft in haar liturgie een blijvend monument opgericht voor deze honderdman. In elke eucharistieviering herhalen wij immers zijn woorden: ‘Heer ik ben niet waardig...' Als wij maar een klein stukje hadden van het geloof van deze honderdman, dan zouden wij wel gezond worden.