Tijd door het jaar (C)

“Heer, ik ben het niet waard dat U tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden”, een zinnetje dat elke week terugkeert In de eucharistieviering. Het is afgeleid van een zin uit het evangelie dat we vandaag lezen. Het zinnetje werd niet uitgesproken door een leerling van Jezus, zelfs niet door een jood maar wel door een heidense honderdman. Een honderdman doet denken aan het leger, in dit geval het Romeinse bezettingsleger. Het is bijna normaal dat die niet op veel bijval moeten rekenen. Maar de honderdman uit het evangelie blijkt toch een specialleke te zijn. Hij heeft weliswaar een slaaf maar hij lijkt er toch bekommerd om. Bovendien had hij ook nog een synagoge laten bouwen. Ondanks het etiket honderdman blijkt het toch om een goed mens te gaan. Een mooi staaltje uit het evangelie dat we moeten opletten met veralgemenen, iets waar het evangelie zich zelf soms wel eens aan bezondigt als men het over “de Farizeeën of de schriftgeleerden” heeft. Maar goed, deze honderdman is blijkbaar zo’n goed man dat de joodse oudsten aan Jezus laten weten dat hij het toch wel verdient om geholpen te worden.

En toch zal de centurio vrienden sturen als Jezus bijna aan zijn huis is. De boodschap die hij aan Jezus laat brengen bevat terzelfdertijd nederigheid als een groot geloof. Nederigheid omdat hij vindt dat hij het niet waard is dat Jezus bij hem op bezoek komt. Hoe anders is het soms bij ons. Als wij iets goeds gedaan hebben of proberen een goede gelovige te zijn, dan vinden we dat we het verdienen dat God onze gebeden verhoort, ons spaart van ziekte enz.... Het is maar gewoon menselijk zelfs. In die zin kunnen we daar niks tegen hebben, maar het doet deugd af en toe eens te horen dat er eigenlijk dingen zijn in het leven die niemand verdient maar die we toch sowieso krijgen. We verdienen het niet omdat niemand van ons perfect is en het hier toch wel om een groot, onbetaalbaar geschenk gaat. Wie vraagt zich niet eens af waaraan hij het verdiend heeft dat er iemand is die hem of haar zo graag ziet? Ik denk dat het echte liefde is als je je afvraagt op een topmoment waar je zo’n liefde aan verdiend hebt. We vragen het ons af, maar toch krijgen we het. We mogen ons misschien vragen stellen waaraan we dit verdiend hebben, maar toch houdt ons dat niet tegen om het geschenk met beide handen te aanvaarden. Zo is het ook met het geschenk van het geloof, een geschenk van pure liefde. Niemand van ons verdient het dat er een God bestaat die elke mens hopeloos lief heeft, maar we mogen dankbaar zijn dat het zo is. Als we in een hooghartige bui eens te hoog van de toren blazen, dan kan en mag deze honderdman ons weer even met de voeten op de grond zetten, want inderdaad, we verdienen het niet. Niemand verdient liefde, liefde is altijd een geschenk en een geschenk verdien je niet, een echt geschenk krijg je zomaar.

Maar in dat ene zinnetje zit ook enorm veel geloof. Zijn geloof in Jezus is zo groot dat hij er van overtuigd is dat Jezus zelfs niet aanwezig hoeft te zijn bij hem thuis om de slaaf te genezen. Dat geloof is ook Jezus opgevallen: zelfs in Israël heb ik zo’n groot geloof niet gevonden. En dan ben ik zo stout om mezelf af te vragen of Jezus mocht Hij dit vandaag meemaken zou moeten zeggen: zo’n geloof heb ik zelfs in de Kerk niet gevonden. Het zou jammer zijn mocht het zo zijn, eerlijk gezegd denk ik wel dat er mensen zijn die leven vanuit zo’n groot geloof. Maar ik ben er ook van overtuigd dat er heel wat gelovigen zijn die niet leven vanuit zo’n groot geloof. Dat is een vaststelling, geen oordeel, dat laten we maar aan God over. We kunnen natuurlijk wel de vraag stellen hoe het zit met ons eigen geloof: geloven wij dat Jezus helend aanwezig kan zijn in ons leven, ook al is Hij niet lijfelijk aanwezig? Dat is echt geloven, zo’n geloof komt niet uit de hemel vallen, het is iets waar moet aan gebouwd worden, het is iets waarvoor we de Kerk als gemeenschap van gelovigen hard voor nodig hebben.

Tot slot wil ik nog even terugkeren naar dat zinnetje in de eucharistieviering. We zeggen dit zinnetje wel, maar heeft het nog enige betekenis? Menen we dat of vinden we dat iedereen recht heeft op de communie? Op die laatste vraag kan ik vlug antwoorden: niemand heeft er recht op, maar iedereen zou het moeten krijgen. Jezus mogen ontmoeten is een act van liefde, geen slinkse truc om mensen te oordelen en te veroordelen. De Kerk zou misschien wat van de nederigheid van de honderdman mogen overnemen en het aan God zelf overlaten wie al dan niet toegelaten wordt tot de communie. Toch zou het goed zijn dat iedereen bij die zin zou stil staan, al was het maar om te beseffen wel groot cadeau ons zomaar – uit liefde – gegeven wordt: een God die zichzelf gegeven heeft voor ons. Wij mogen onszelf niet waardig vinden, we mogen dankbaar zijn dat God ons wel waardig vindt.