U wil ik prijzen, Heer (psalm 138)

 

Zijn ze met velen die zoals Jesaja in een visioen de heerlijkheid van God hebben aanschouwd (Jes. 6,1-8) en van Hem een zending hebben ontvangen?

 Bijbelse figuren

De bijbel heeft meerdere verhalen van ontmoetingen met God. Deze over Abraham, de man geëerd door joden, christenen en moslims, hij werd door God geroepen om zijn land te verlaten (Gen. 12). Hij verneemt in een visioen dat God met hem een verbond zal sluiten (Gen. 15).

Bij het vuur dat uit een doornstruik opvlamde, hoorde Mozes de Heer die zei: “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob” (Ex. 3,6). Mozes is bijna voortdurend in gesprek met God. Hij is een vriend van God. Toch kan hij Gods gezicht niet zien. Hij zag God enkel vanachter (Ex. 33, 20-23). Toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde, “wist hij niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken (Ex. 34:29).

Elia, een groot profeet, trok naar diezelfde berg, naar de Horeb, waar hij Gods stem hoorde in het suizen van de wind en er nieuwe kracht ontving (Kon. 19)

De psalmen zijn gebeden van mensen tot God, waarin zij God danken en smeken; tot Hem bidden om zijn bescherming, soms klagen over zijn afwezigheid.

Gans de bijbel is een boek dat spreekt over God, zowel de boeken van het Oude Testament als deze van het Nieuwe Testament. Daar krijgt God een stem en een gelaat in jezus. “Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen” (Joh. 1,18). “Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden” (1 Joh. 4,12)

Een vrijzinnige aan het woord

Toch volstaat het niet in de bijbel te lezen om God te ontmoeten. Kerknet publiceerde in september 2021 een gesprek met rector Rik van de Walle. Hij heeft gans de bijbel gelezen en raadt dit elkeen aan.

“Einde van een bijzondere reis”, zo liet hij weten op Facebook. Van Genesis tot Apocalyps. 2.000 bladzijden. 70 uur lezen. Gelovigen, niet-gelovigen, christenen, niet-christenen: ik kan eenieder zo’n bijbel-odyssee aanbevelen. En ja, het is een vrijmetselaar die het zegt. Vindt u dat vreemd? Ik niet.

Hem zoals bij velen is de grote teneurwissel opgevallen tussen het Oude en het Nieuwe Testament. “In het eerste wordt vaak over God gesproken met negatief beladen termen zoals jaloersheid, woede, strenge wetten en straf. Het Nieuwe Testament daarentegen roept bij mij één woord op: hoop. Ik weet wel dat je de toenmalige schriftcultuur in rekening moet brengen en Bijbelse teksten natuurlijk niet letterlijk mag lezen, maar het verschil valt toch erg op.”(Kerknet).

Credo

Voor de Bijbelse mens is God oorsprong. Hij is schepper niet alleen aan het begin, maar Hij is voortdurend aanwezig, Hij is begin en einde, alfa en omega.

God is iemand tot wie wij ons richten als tot een Gij. In de liturgische gebeden en vooral in het eucharistisch Hooggebed richten wij ons tot een Gij, ”Gij zijt waarlijk heilig, onze Heer, de bron van alle heiligheid.” Wij zijn als we zo bidden tijdgenoot van Jesaja die in de tempel Gods heiligheid hoorde bezingen, Wij zijn tijdgenoten met mensen uit andere culturen die zich richten tot de bron van elk bestaan.

In het Credo belijden wij: “Ik geloof in God.” Wij hernemen daarin woorden van Paulus uit zijn brief aan de christenen van Korinthe over de kernpunten uit het leven van Jezus.

Zijn de woorden uit ons Credo richtinggevend wanneer we de kerk uit zijn en leven in het gewoel van elk dag? In onze geloofsbelijdenis onttronen wij alle valse goden en vermijden wij onszelf als middelpunt te zien. Wij moeten toegeven dat mensen soms God misbruikt hebben en met beroep op zijn naam anderen schade hebben berokkend. Nederig en klein mogen we dienaars van zijn grootheid zijn (ZJ 814).

Vragen

God, waar is Hij te vinden, hoog in de hemel en dicht bij ons in al wat leeft. Mensen die naar Hem zochten en zoeken noemden Hem de verborgen God, Deus absconditus. Ze stellen Hem de vraag: “si es, ubi es?”. Zo Gij bestaat, waar zijt Gij dan?

Het Duitse tijdschrift Christ in der Gegenwart legde onlangs aan zijn lezers deze vragenlijst voor.

  1. Religie hoort bij het wezen van de mens. Religion gehört zum Wesen des Menschen.
  1. De natuurwetenschappen kunnen noch bevestigen of weerleggen dat

God er is. Die Naturwissenschaften können weder bestätigen noch widerlegen, dass es Gott gibt.

  1. Het christendom wordt te veel herleid tot moraal en sociaal politiek onderricht. Das Christentum wird zu sehr auf Moral und sozial-politische Belehrung verkürzt.
  1. Geloven is niet enkel privaatzaak. Glauben ist nicht nur Privatsache.
  1. Ieder kind heeft het recht op religieuze opvoeding. Jedes Kind hat das Recht auf religiöse Erziehung.
  1. Alle mensen –ook zij die niet in God geloven – hebben een bepaald godsbeeld. Alle Menschen – auch diejenigen, die nicht an Gott glauben – haben ein bestimmtes Gottesbild.
  1. Christen-zijn is veeleisend. Het geloof in God daagt ons dagelijks uit. Christsein ist anspruchsvoll. Der Glaube an Gott fordert täglich heraus.
  1. De laatste zin van het leven vervult zich in het eeuwige leven, in de opstanding van de doden. Der letzte Sinn des Lebens erfüllt sich im ewigen Leben, in der Auferstehung der Toten.
  1. Wij zouden minder over God moeten spreken, maar hem eenvoudig vieren. Wir sollten weniger über Gott reden, sondern ihn einfach feiern.

Men kon hierop reageren door ja, zo zie ik ook, ofwel door neen en door desgevallend daarbij commentaar te geven.

Heb ik het mij te gemakkelijk gemaakt door bij elk van deze vragen met ja te antwoorden.

Al besef ik wel dat een aantal mensen met die vragen niet bezig zijn en dat in het Westen de aandelen van God geslonken zijn. Maar vragen over wie we zijn, wat hebben we te doen zijn niet weg te cijferen.

In het Geloofsboek schreven de bisschoppen van ons land: “Dat er een God is, valt in allerlei ‘wegen naar God’ aan te wijzen, vanuit de natuur, diepe ervaringen, de liefde, het geweten; de mystiek… Maar toch is God nooit strikt dwingend te be-wijzen. God is immers echt God. Hij is groter dan de mens. Je kunt dus niet boven Hem gaan staan om Hem te vatten” (Geloofsboek, p. 22).

Vertrouwen

De Godsontmoeting van Jesaja heeft aan de profeet en aan hen die zich op hem beroepen, woorden van vertrouwen in de mond gelegd. Woorden zoals: “Sion zegt: ‘De Heer heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten.’ Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg? Zelfs al zou zij het vergeten, Ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift, je muren staan mij steeds voor ogen” (Jes. 49,14-16).

Na een zware nacht op het meer zonder resultaat, vertrouwt Petrus zich toe aan het woord van Jezus. Hij waagt naar het diepe te varen. Het resultaat is opzienbarend en het leidt tot een ommekeer bij Petrus zodat hij en zijn kompanen Jezus volgen.

In de nieuwjaarsdagen zei een vrouw mij in het restaurant van het psychiatrisch centrum: “Ik wens dat ik tot einde van mijn leven naar de kerk kan blijven gaan.”

En enkele dagen voordien zei me een andere bij een gesprek in de kapel: “Ik wens te mogen dansen met God.” Ja met de psalmist noemen we hem toch degene die onze jeugd verblijdt. We zijn overtuigd dat nog elke dag mensen naar Hem toegaan. KTO laat regelmatig mensen aan het woord die getuigen over hun bekering en hun vreugde christen te mogen zijn en de liefde van Jezus en zijn Vader te mogen ervaren.

Als we God aanvaarden, krijgen we een antwoord op drie grote vragen van het mens-zijn. “De vraag naar de waarheid, wat betekent dit alles? De vraag naar de normen, wat moet ik doen? En de vraag naar de zin: wat mag ik hopen? Voor iemand die in God gelooft, verandert aldus alles (Geloofsboek, p. 22).

 

Op een God die door de eeuwen om zijn trouw bezongen is
wachten mensen heel hun leven tot zijn uur gekomen is.

Op een God die door de tijden om zijn naam beleden is
wachten mensen alle nachten tot zijn licht verschenen is.

Op een God die voor de mensen nieuwe toekomst deed ontstaan,
wachten wij in goed vertrouwen tot zijn woord zal opengaan.

Op een God die voor de mensen licht in donker heeft bereid
wachten wij van ganser harte tot zijn stem ook ons bevrijdt (ZJ 108).