Wie zal ik zenden?

 

Huiver

Er zijn woorden die verdwijnen en in onbruik geraken, meestal omdat de houding die ze vertolken of oproepen er niet meer is. Voorbeelden hiervan zijn woorden als schroom en eerbied. Zij drukken iets uit van huiver, afstand, bewondering. Zij passen in onze verhouding tegenover het goddelijke Wanneer alles gelijkgeschakeld wordt of wanneer ik mezelf als het middelpunt van de wereld beschouw, dan verdwijnen eerbied en schroom. Wanneer alles om het even is en wanneer niemand nog weet waarheen de toekomst gaat, vervallen tegenstellingen. Een opvoeder beweerde dat generatieconflicten verdwijnen en dat de botsingen tussen ouders en kinderen minder voorkomen, omdat geen van beide partijen nog weet hoe het in deze postmoderne tijd moet.

God krijgt een flinke deuk in onze tijd. De verhalen over God zijn particuliere verhalen. Er is weliswaar voldoende religiositeit in deze tijd, maar God hoort er niet bij. Religion ja, Gott nein.

De heilige

Als gelovige kijken wij vanuit en bepaalde hoek en vanuit een bepaalde traditie naar God. Voor de Bijbelse mens is God de Heilige, de gans andere en tevens degene die mensen heel nabij komt. Wij hadden en hebben het moeilijk om deze facetten samen te houden. Zo leek de ene periode vooral de ontzagwekkende, de hoog en ver weg tronende God te beklemtonen. Hij is dan de God van de heerscharen en de Rechter van het Dies Irae. Een ander periode heeft het meer voor een nabije, tedere, moederlijke God. Die God zou dan naast mij op de bank komen zitten, in plaats dat ik zelf over veel drempels heen moet stappen en hoog moest stijgen om Hem te bereiken.

In elke eucharistie herhalen wij de lofzang uit het visioen van Jesaja: “Heilig, heilig, heilig is de Heer.” Wij mogen in de communie zijn eucharistisch brood ontvangen. Wij ontmoeten er de Heilige en de Nabije. De liturgie van de Orthodoxe kerken drukt langs de iconostase de verborgenheid van God uit, maar ze heeft tegelijkertijd een diepe en tedere verering voor de iconen. De gelovige mag deze aanraken. Bewaren wij in onze liturgische bijeenkomsten voldoende deze schroomvolle houding tegenover het Heilige? En hebben wij tegelijkertijd een eerbied voor het mysterie van de mens? Wat mysterievol is, juist dit kan aantrekken en ons aanzetten om ons op weg te begeven, gegrepen door God en geboeid door de mens.

 

De Bijbel bevat veel roepingsverhalen. De liturgie van deze zondag reikt er ons drie aan. Allereerst is er dit van de profeet Jesaja. Hij ontving een visioen van Gods heiligheid. Het visioen ging over een verschijning van God in het decor van de tempel. Het is niet zeker dat Jesaja zich in de tempel bevond. Het visioen kon hem overvallen in zijn alledaags bezig zijn. Hij was er in ieder geval door overrompeld. Gans de Joodse vroomheid is getekend door het besef van de ongenaakbaarheid van God. Mozes was de enige die God had mogen zien en dan was het slechts langs de achterkant! Het Bijbels contact met God is er een van ‘Ontzetting’. Het lijkt erop dat God aan ons weg gaat om ons te sparen en dat hij rekening houdt met ons onvermogen om het bij hem uit te houden. Jesaja kon maar stand houden, doordat hij eerst gezuiverd werd met een gloeiende kool. Pas, wanneer onze zonden zijn verdwenen en onze misstappen vergeven, kunnen wij het bij God uithouden. Jesaja kreeg en ontving dan een zending vanwege God, die hij vanuit een herwonnen zelfvertrouwen en vanuit de geschonken nabijheid van God durfde opnemen. Het deemoedig buigen van de verkondiger, aleer hij evangelie voorleest tijdens de viering, is ingegeven door de schroomvolle ervaring van Jesaja in diens roepingsvisioen.

Paulus van zijn kant kreeg de genadeslag op weg naar Damascus. Van dan af aan werd hij de verkondiger van de Verrezen Heer. Hij had mogen inzien dat niet de Wet bevrijdt maar enkel de geschonken genade door de Verrezen Heer.

De roeping van Jesaja gebeurde wellicht in de tempel. Voor Paulus was het onderweg, toen hij christenen vervolgde. Het genademoment van Petrus was wanneer hij aan het vissen was op het meer en daar zwoegde zonder enig resultaat. Petrus voelde zich klein tegenover het ingrijpen van Jezus. Tegenover diens goedheid en heiligheid erkende Petrus zich als zondig mens.

Wij krijgen vaak de raad ons met niemand te vergelijken. We moeten onszelf zijn en niet een ander. Niettemin zijn er momenten waarop ik een kunstenaar aan het werk zie, een pianist hoor, een vakman gadeslag, een edel mens ontmoet en mij dan toch de vraag stel: “Heer wie ben ik? Heer, wat breng ik terecht van mijn leven?” Zulke momenten zijn contrast ervaringen. Zij kunnen de aanzet zijn om aan ons eigen leven een andere wending te geven?

In het alledaagse

God kan zich aandienen als de onverwachte bezoeker van buitenaf, maar meestal is hij reeds lang vooraf in ons aan het werk. Interessant zijn verhalen van mensen hoe zij tot een beroepskeuzen en levenskeuze zijn gekomen.

Jef, een bruggepensioneerde ingenieur, hoorde over de mogelijkheid zich in te zitten in een kleinschalig ontwikkelingsproject. Het bracht hem samen met zijn echtgenote voor enkele jaren in Latijns-Amerika.

Een jonge man had zich ingeschreven voor de wereldjongerendagen van 1989 in Santiago, meer om toeristische dan om religieuze motieven. Het was een goedkope, maar zware tocht. Hij werd er zeer geraakt door de ontmoeting van de jongeren met de paus Daar is zijn liefde voor de kerk ontstaan

Wat zet er iemand aan om een therapeutische gemeenschap voor drugverslaafden op te zetten, wetend dat velen uit de goeie-gemeente daar moeite mee hebben!

Agnes was een tijd lang op zoek naar bezinning en spiritualiteit. Ze keek in de richting van het Oosten tot wanneer iemand haar wees op het werk van de benedictijn John Main, die het had over de stilte en meditatie en over het herhalen en rustig bidden van het korte vroegchristelijk gebed “Maranatha, Kom Heer Jezus.” Dit, bracht haar bij het Centrum voor Meditatie in de Christelijke traditie.

Gods gelaat

 Gods geest heeft onze aarde niet verlaten. De mens zoekt zijn weg doorheen deze zichtbare wereld en maakt een geestelijke tocht naar het onzichtbare. Met de psalmist bidden wij: ‘Heer, uw gelaat blijf ik zoeken, verberg uw gelaat niet voor mij’ ( ps. 27, 8-9).

Elke mens heeft zijn persoonlijke geschiedenis en hij draagt in zich het verlangen om God te zien. Wij erkennen dit verlangen op hetzelfde moment waarop wij de wereld ontdekken. Deze wereld is wonderbaar en rijk. Hij ontplooit voor de mensheid zijn onnoemlijke rijkdom, hij bekoort en hij trekt én het verstand én het gemoed aan. Maar, ten slotte kan de wereld onze geest niet vervullen. Onze wereld blijft in zijn uitgebreide rijkdom toch oppervlakkig en breekbaar. Hij is immers aan de dood uitgeleverd. Wij beseffen vandaag nog meer de broosheid van onze aarde, die maar al te dikwijls verwoest wordt door de hand van de mens zelf, aan wie de Schepper haar heeft toevertrouwd.

Een Bijbels roepingsverhaal houdt een zending in. Jesaja, Petrus, Paulus hebben die zending opgenomen, elk met hun eigen karakter en vanuit hun eigen achtergrond. Vandaag heeft God opnieuw een woord gesproken, wij vertrouwen erop dat iemand er eens op ingaat. Misschien moeten we daarom naar het diepe varen.