Een gewaagd programma

De aanloop naar verkiezingen gaat gepaard met het aankondigen, het opstellen en verspreiden van een programma. Met verloop van tijd kan uitgemaakt worden wat er van terecht is gekomen.

Jezus doet niet mee aan de wedloop. Sinds zijn doop weet hij wel dat hij een zending ontvangen heeft. Bij de Jordaan heeft hij de nabijheid van de Vader gevoeld en de aanwezigheid gemerkt van de Geest.

De evangelist Lucas onderstreept heel duidelijk de kracht van de Geest in het leven van Jezus. “Vervuld van de Geest trok Jezus weg van de Jordaan, en geleid door de Geest zwierf hij veertig dagen rond in de woestijn. (Lc. 4, 1-). De kracht van de Geest maakt hem niet immuun voor beproeving. In de woestijn heeft hij geworsteld met zijn zending. De duivel, de tegensander spiegelt hem een toekomst voor ogen van succes, macht en invloed. Mede door zijn kennis van de Schrift heeft Jezus die voorstellen afgewezen. Hij haalt uit de heilige boeken van zijn volk een kracht voor zijn levensoriëntatie.

Vanuit de woestijn keert Jezus terug naar zijn streek van herkomst Galilea. Opnieuw wijst Lucas op de aanwezigheid van de Geest. Jezus keerde gesterkt door de Geest terug naar Galilea. Hij krijgt er een goed onthaal en mag onderricht geven in de synagogen. Het lijkt erop dat het ontvankelijke klimaat dat Johannes de Doper heeft gemerkt bij de Jordaan, ook in Galilea geldt.

Zo komt Jezus in Nazareth, waar hij was opgegroeid en waar hij naar de synagoge is geweest met zijn ouders. Hij was er niet onbekend. Met enkele penseeltrekken schilderde Lucas de kinderjaren van de opgroeiende Jezus: “Hij was sterk, begiftigd met wijsheid en Gods genade rustte op hem’’ (Lc. 2,40). Een mooi portret: Men wist er wellicht nog dat hij die twaalfjarige jongen was geweest die in Jeruzalem was achtergebleven en dat zijn ouders hem daar drie dagen hadden gezocht. Ze hadden nadien kunnen merken zoals Lucas noteert dat Jezus “verder opgroeide, nog toenam in wijsheid en steeds meer in de gunst stond bij God en de mensen” (Lc. 2,52).

Wanneer hij dan later in Nazareth terugkeert, zijn de toehoorders in de synagoge gespannen. Ze hebben goed geluisterd naar wat hij voorlas en welke uitleg hij aan die tekst gaf.

De keuze van een tekst

Jezus las een tekst van de boekrol van de profeet Jesaja. Was het de voorgeschreven tekst voor die sabbat? Of had Jezus deze zelf uitgekozen, omdat hij er vooraf al had aan gedacht? De tekst die Lucas weergeeft wijst op twee teksten van Jesaja die Jezus samenbrengt. Het zijn teksten die komen van de profeet die men noemt de Deutero-Jesaja, wellicht dezelfde die de teksten schreef over de Dienaar van Jahweh Hij bemoedigde bannelingen die terugkeerden en geconfronteerd werden met verpaupering. De profeet stelt hen een betere tijd in het vooruitzicht, waarin opnieuw licht mag schijnen en kansen op bevrijding toenemen. Hoe voelen de christenen zich en anderen, die in Irak slachtoffer waren van IS en nu naar hun streek terugkeren? Zoveel mensen blijven hopen op goed nieuws voor armen en op levensvreugde voor verdrukten.

In Nazareth en overal in Galilea hoopten mensen in de tijd van Jezus op betere tijden. Het land was bezet. In het verzet zijn velen gestorven. Kleine mensen moesten zich verhuren bij de nieuwe grootgrondbezitters.

De woorden uit het boek van Jesaja, waar Jezus uit voorlas, waren voor de toehoorders geen oude kost, maar actueel. Zij spitsten zeker hun oren wanneer Jezus na de lezing uit dit boek zei: “Het Schriftwoord dat jullie zo pas gehoord hebben, is thans in vervulling gegaan.”

Het is een sterke tekst en wij mogen hem beschouwen als zijn levensprogramma.

Het is een tekst van bevrijding en gerechtigheid.

Jezus heeft het ter harte genomen en hij heeft er zich voor in gezet.

Wat is er van dit program geworden.

Jezus heeft niet tot opstand opgeroepen. Hij is geen zeloot geworden, al beweert Reza Aslan het anders (Reza Aslan, De zeloot het leven van Jezus van Nazareth en de geboorte van een religie).

Hij is niet met wapens ten strijde getrokken.

Heeft hij de sociale verhoudingen veranderd?

Hij heeft in ieder geval partij gekozen voor de armen.

Dit heeft hij duidelijk aangetoond bij de zaligsprekingen.

De armen komen het eerst. De rijken krijgen een waarschuwing;

Hij zal later vertellen over de rijke vrek en de arme Lazarus;

Hij kiest zelf voor een sobere levensstijl.

Hij zal weldoende rondrekken en veel noden lenigen.

Hij maakt zelf een bilan op van zijn optreden. Wanneer Johannes de doper hem vraagt of hij wel de Messias is, geeft hij dit antwoord: “Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het goede nieuws bekend gemaakt” (Lc. 7,12-22).

Het programma van Jezus in Nazareth inspireert.

Jezus was een vriend van armen en van kleinen (Eucharistisch gebed IX). Zijn woorden in Nazareth zijn vaak overgenomen en aangehaald bij het begin van een levenskeuze. Wat heb ik met deze woorden gedaan? Wat heb ik er van terecht gebracht? Wie heb ik geholpen om recht te staan? Zoveel mensen steken de handen uit de mouwen om armen als medemens te eerbiedigen. ”Wij hoeven geen christen te zijn om ons het lot van de ander aan te trekken. De zorg voor de lijdende ander behoort tot onze natuur. We weten ons spontaan voor hem verantwoordelijk” (Antoon Arens, Als God gebeurt. Over Christelijk geloof en inzet voor kwetsbare mensen, p. 90).

Er zijn zoveel goede dingen die in de wereld gebeuren. “Neem nu bijvoorbeeld op technologisch vlak, wanneer men geheel nieuwe instrumenten maakt om doven weer te laten horen, om blinden opnieuw te laten zien, en rolstoelgebruikers meer comfort te geven enzovoort. Dat gebeurt niet alleen door christenen of in de kerk, dat gebeurt door mensen van allerlei slag, dat is iets zeer positief, en dat is ook evangelisch relevant: waar blinden zien, doven horen en mensen weer opstaan, daar is God aanwezig. Dat is iets heel goeds voor de gemeenschap” (Johan Verstraeten).

Mannen en vrouwen hebben in de kerk gekozen voor armen. De Zalige Frédéric Ozanam (1833-1853) was een Frans literatuur- en cultuurhistoricus. Hij was een vernieuwer op het gebied van de katholieke caritas. Hij richtte als student in de rechten te Parijs in 1833 de later wijdverbreide Société de St.-Vincent-de-Paul op. Onder de gecanoniseerde heiligen zijn veel stichters van congregaties die zich hebben ingezet voor de armen. Vincentius a Paulo, Jeanne Jugan, (Zusters der armen), Moeder Teresa (Missionarissen van Naastenliefde), Charles de Foucauld inspirator voor vele groepen, de het leven delen van de armen.

Het werken met en voor armen brengt tevens uitdagingen mee naar de structuren waarin we leven. “Als ik voedsel geef aan armen noemt men mij een heilige. Als ik vraag waarom mensen hongeren, dan noemt men me een communist” (Helder Camara). André De Witte uit Scheldewindeke, bisschop van Ruy Barbosa (Brazilië) kreeg omwille van zijn sociale inzet dit zelfde verwijt te horen vanwege de ondertussen verkozen president Bolsonaro. Hij bevindt zich met zijn inzet voor sociale rechtvaardigheid in het goed gezelschap van paus Franciscus, die eveneens voor communist wordt uitgescholden (Kerknet van 3 en 5 okt. 2018).

“Maar de kerkopdracht, evangeliseren, is stappen met twee benen. Het eerste, de “vorming van het Godsvolk” gaat over onze identiteit en omvat het hele binnenkerkelijke werk (bijbel, liturgie, sacramenten enz.) Het tweede is “deelnemen aan de opbouw van een rechtvaardige en solidaire maatschappij, in dienst van het leven, op weg naar het definitieve Rijk”. Dat is sociaal werk, natuurlijk, maar evengoed kerkwerk als het eerste. En vanaf mijn aankomst in Brazilië, al meer dan 42 jaar geleden, werd ik getroffen door het evenwicht van die kerkopdracht. Ddaar pogen we werk van te maken en van te getuigen: in de kerk en in de maatschappij” (Bisschop André De Witte; brief 4 november 2018).

De sociale leer van de kerk geeft aanzetten voor armoedebestrijding. “De encyclieken staan niet los van de hele traditie van het christelijk sociaal denken. Eerst en vooral hebben zij een Bijbelse inspiratie. Reeds in Rerum Novarum kan men lezen dat God meer geneigd is om de armen te beschermen dan zich om de rijken te bekommeren” (Johan Verstraeten). Paus Franciscus heeft van bij het begin van zijn taak als bisschop van Rome de armen voor ogen.

In de kerk krijgt de diaconie meer aandacht. “Diaconie heeft te maken met kerk-zijn op de wijze van Jezus” (A. Arens, op. cit, p. 157). “De diaconie is een elementaire bouwsteen van de zending van de kerk ad extra. Toch gaat ze er niet in op. Want, hoe zou de kerk transparant voor de Heer kunnen zijn, als er ook niet in eigen rangen naar elkaar wordt omgezien? Geen solidariteit met de wereld zonder fraterniteit onder elkaar. Deze broederlijkheid behelst meer dan aandacht voor de lijdende of zorgbehoevende broeder of zuster. Het gaat om een manier van gemeenschap vormen die spreekt van de doorbraak van God rijk. Maar zonder prioritaire bekommernissen voor de meeste kwetsbaren is fraterniteit een hol begrip” (Ibid. p. 146-147).