26e zondag door het jaar C - 2019

Zusters en broeders,

Het lijkt wel of we teruggekeerd zijn naar vorige week, want de lezingen lijken zichzelf te herhalen.

Opnieuw horen we in de eerste lezing de profeet Amos. Vorige week ging hij staalhard tekeer tegen de rijken die de armen uitbuiten en bedriegen, deze week haalt hij snoeihard uit tegen de rijken die dag en nacht genieten van hun rijkdom. God zal hun daden nooit vergeten, zei hij vorige week over de rijke uitbuiters, en nu zegt hij: ‘Wee de zorgelozen in Sion, de zelfverzekerden op Samaria’s berg. Zij gaan als eersten de ballingschap in.’ Ze zijn immers alleen bezig met hun genot, en trekken zich niets van de heerszuchtige buurlanden die Israël zullen binnenvallen. Zij zullen daar de eerste slachtoffers van zijn, zegt Amos.

In het evangelie vertelt Jezus opnieuw een verhaal over de gevolgen van het streven naar rijkdom. Vorige week ging het over een rentmeester die zijn heer had bestolen en zijn vel probeerde te redden, vandaag gaat het over een rijkaard die perfect zou passen in de woede-uitval van Amos. Immers, het enige wat hij elke dag doet, is feesten en onbetamelijk gulzig genieten van zijn rijkdom. En zoals de rijken bij Amos blind zijn voor de bedreiging van hun land, zo is de rijke in het verhaal van Jezus blind voor de arme die uitgehongerd en met zweren overdekt aan zijn poort ligt.

Er is nog iets anders heel merkwaardigs in dat verhaal: de rijke heeft geen naam, de arme wel. Hij heet Lazarus, en dat wil zeggen: God helpt. Door die naamgeving toont Jezus aan dat God mensen ziet die door hun medemensen niet gezien worden.

De rijke man ziet Lazarus dus niet, hoewel die voor zijn deur ligt. En wij? Zouden wij hem zien? We kennen wel de naam van de rijken en de machtigen, maar kennen we ook de naam van de vluchtelingen, de bedelaars, de kanslozen? En zien wij de armen? We zien wel de armoede op tv, we horen erover op de radio en lezen erover in de krant, maar ‘zien’ we ze ook? En hoe reageren we als we ze zien? Kennen wij de vreemdelingen in onze straat? Zien wij dat mensen aandacht vragen? Dat hoeven niet eens vreemdelingen te zijn Ook onze partner, een familielid, een zieke buur, een gehandicapte in de buurt kunnen onze aandacht nodig hebben. Maar nog eens: zien wij mensen in nood? En zijn wij bereid om van onze rijkgevulde tafel op te staan en te breken en te delen?

Maar Jezus’ verhaal gaat verder dan die vragen. De rijke man heeft niets kwaads gedaan. Hij heeft de doodarme Lazarus niet eens weggejaagd. Maar hij heeft ook niets goeds gedaan en daarom komt hij terecht aan de slechte kant van het hiernamaals. Daar roept hij de hulp in van Abraham, in wiens schoot Lazarus rust heeft gevonden. Hij vraagt dat Abraham hem en zijn broers zou helpen, maar dat kan niet, want er is een onoverbrugbare kloof tussen hem en Abraham omdat hij alleen voor de mammon heeft geleefd.  We weten wat de mammon is: dat is  het monster dat ontstaat als geld het enige doel van het leven en de enige bron van geluk is. Als geld dus de enige god is waarvoor men wil leven. Maar die god kan men niet meenemen naar het hiernamaals, en zelfs al kon men het wel, dan kon men er toch niets mee aanvangen. Nee, de rijke man kan niet geholpen worden.

Zusters en broeders, het verhaal van Jezus licht een sluier op van het leven na de dood. We zien dat het anders is dan het leven voor de dood, en dat het tegelijk de voortzetting is van het leven op deze wereld. Daar was geen enkel contact tussen de naamloze mammonaanbidder en Lazarus, en die afstand blijft tot in de eeuwigheid bestaan. Wat hier geweest is, blijft eeuwig bestaan. Wij kiezen zelf voor onze eeuwigheid, dus is het goed dat we ons afvragen voor welke eeuwigheid wij kiezen. Voor een eeuwigheid van rust en vrede in Gods liefde, of voor een eeuwigheid van spijt en pijn? Aan ons de keuze. Amen.