petje af

 

Als kind ging ik elke zondag naar de kerk, misdienaar weet je wel. Ik hield en hou van de sfeer van het sacrale, het mystieke die er bijna als een mantel om je heen wordt geslagen. Je voelt je beschermd, geloven moet niet meer in woorden worden verdedigd, het bewijs sluipt er langs alle poriën van je vel binnen. God is groter, en toch weer niet.

Hoe dichter ik bij het altaar kon zitten, hoe meer ik kon deelnemen aan die vreemde gebruiken en rituelen hoe meer ik mij verbonden wist met het geheel.

 

Die verbondenheid, dat sacrale laat mij niet los, maar van de vele woorden die gesproken werden zijn het slechts flarden die nu en dan eens naar boven komen, wanneer ik plots een woord een klank hoor die mij aan toen doet herinneren.

 

De lezing van vandaag roept een verre herinnering van een preek naar voor. Het is slechts een zinnetje, het begin van de preek van meneer pastoor bij de lezing van vandaag.

De man, hij was toen al een stuk in de zeventig had het over zijn kindertijd. Hoe hij verwonderd was dat men zijn pet moest afnemen voor meneer de notaris en meneer de burgemeester en meneer pastoor maar niet voor de gewone man in de straat. Wat maakte het verschil in rang en stand? Ik weet niet waarom me dit zinnetje is bijgebleven van een waarschijnlijk heel degelijke en gefundeerde preek. Is het omdat de pastoor eens iets over zichzelf zei of was het vanuit een rechtvaardigheids- en gelijkheidsgevoel dat ergens verscholen in mij sluimerde? Ik weet het niet.

 

De tijden lijken veranderd, als we al een pet zouden hebben, nemen we die niet af voor meneer de notaris, of meneer pastoor, als we al zouden weten wie ze zijn. Maar we nemen wel ons petje af voor sportlui, voor acteurs, voor politici... Is daar iets verkeerds mee, ik weet het niet en daar gaat het uiteindelijk ook niet over. De vraag is veeleer hoe wij behandeld willen worden. Hoe zien wij ons zelf. Willen wij soms ook niet stiekem het belangrijkste zijn, alle aandacht voor ons alleen? Willen wij ook niet succesvol zijn?  We weten wel dat de echt belangrijke mensen, de mensen die er echt toe doen in het leven niet vaak in de schijnwerpers staan maar hun tijd besteden aan wat echt belangrijk is, de mens in de straat, de mens die geen opgestoken pet nodig heeft maar een hand die reikt naar anderen, een hand die hulp biedt. Maar toch...

 

Jezus leert ons nederigheid, oh ik weet het wel het is geen modewoord, is het dat ooit geweest? Nederigheid doet immers denken aan kleinheid, zwakte, afhankelijkheid... maar nederigheid is meer,  veel meer. Het is de diepste kern van wie zich christen noemt. Het is zichzelf niet op de voorgrond plaatsen Het is niet toegeven aan de machtigen maar opkomen voor hen die het niet zelf kunnen. Eigenlijk is het je handen gebruiken om wie klein is groot te maken, veeleer dan je handen gebruiken om je pet af te nemen voor de groten... Het is doen ... zoals God

 

Het weze zo