Wees daarom altijd waakzaam en bid (Lc. 21,36)

 Volgens pessimisten kan de wereld alleen maar slechter worden. Ze verwachten niet veel goeds. Ze wachten op het wonder dat toch niet zal gebeuren. Films en scenario’s over de Apocalyps hebben succes. Om er maar vier te noemen: The day after (1983), Children of Men (2006), Book of Eli (2010), Apocalypse 2012 (2009). Er gebeuren veel dingen die ons de schrik om het hart doen slaan. Pessimisten hebben gelijk: veel gaat slecht. Maar het zijn de optimisten die de wereld veranderen. Een christen hoort bij hen. Hij/zij is iemand die een spleetje licht blijft zien, zelfs in een donkere kamer. Hij mag zich niet laten meeslepen in de verzuring en hij wil niet meedrijven met de stroom van negativisme. 

Elk jaar voedt de advent bij de christen de hoop en het vertrouwen. Advent is hopen op wat komt, gesteund door wat de Heer reeds gedaan heeft. Christus is gekomen, maar is nog veel meer de komende. Advent is een tijd van blijde verwachting. Het Gloria valt weg om het des te vuriger te zingen in de kerstnacht. We leven vanuit het vertrouwen dat de Heer met zijn wereld begaan blijft en deze tot voltooiing brengt. Wij voeden dit vertrouwen vanuit de dank om en de herinnering aan wat hij reeds gedaan heeft. De oude Romano Guardini (1885-1968) blijft inspireren met zijn beschouwingen over kerkelijke feesten. In zijn preken over de tijd van Advent tot Epifanie zei hij: “De feesten van de H. Kerk zijn wel een herinnering aan iets, dat in het verleden gebeurd is, zij zijn echter ook heden, een levend voltrekken, want wat eens in de geschiedenis gebeurd is, moet zich in het leven van de gelovige steeds weer vernieuwen. Toentertijd is de Heer gekomen voor allen. Hij moet echter steeds weer opnieuw voor elk van ons komen. Ieder van ons moet het wachten en de komst van de Heer ondervinden, om zodoende het heil te ontvangen” (p. 7-8).

 Wil ik innerlijk de deur voor Christus, de Heer, openen? Hoe kunnen wij dit doen? De Duitse priester en denker geeft drie wegen aan. 1. Wij kunnen ons inspannen om iets meer over Jezus te vernemen. Dit gebeurt best doorheen het contact met de Schrift, door erin te lezen en er over na te denken. De constituties van Vaticanum II over de liturgie en over de Goddelijke Openbaring stimuleren dit contact. Het jaar van het geloof zet ons hierbij op weg.

 De liturgie begint elk jaar de Adventstijd met een evangelie dat ons richt op de eindtijd. Ze herneemt het bij het einde van elk kerkelijk jaar. Begin en einde raken elkaar. De eerste adventszondag begint juist met het einde. “Dit is de grote les van de liturgie. Op de eerste zondag van de Advent, liturgisch gezien het begin van het nieuwe jaar, lezen we altijd een evangelie waarin Jezus onze blik richt op het absolute einde (Mc 13; Mt. 24; Lc. 21). Dit is een gezonde reflex. Als we iets nieuws willen beginnen, laten we dan het einde van alles, het grote doel voor ogen houden: wat willen we uiteindelijk? In het licht van het absolute einde krijgen veel initiatieven pas hun ware toedracht, hun echte inhoud, hun al dan niet blijvende waarde” (B. Standaert, Spiritualiteit als levenskunst, Alfabet van een monnik, Lannoo, p. 26).

 Wij blikken tevens terug. Advent, dit is is zich herinneren hoe mensen hebben gewacht en hoe ze verhoord werden. Figuren uit het Oude Testament komen ons dichterbij zoals Jeremia, Baruch, Sefanja en Micha. In dit leesjaar C lezen we 45 teksten uit het Eerste Verbond. Negen teksten komen uit de Pentateuch. Het zijn er 4 uit het boek Genesis, 3 uit Exodus en 2 uit Deuteronomium. Tien komen uit de historische Boeken, acht uit de wijsheidsliteratuur en 18 uit de profeten. Hiervan heeft Jesaja het leeuwenaandeel.

 2. Lezen en denken volstaan niet, zegt Guardini. Wij moeten ook bidden. God geve ons door het gebed dat wij innerlijk in het hart geroerd raken. De advent is wegens de commercialisering van Kerst en Nieuwjaar al lang sterk bedreigd in zijn innerlijkheid. Advent is door mildheid getekend. We leven in verwachting en weten dat het zinvol is omdat het wachten al een antwoord heeft gekregen. We denken aan en danken voor de vele goede gebeurtenissen, die we als een advent begroet hebben en die ons blijven aanzetten. Dit jaar herinnert de kerk in het bijzonder aan de invloed van het tweede Vaticaans concilie. Dit concilie gaf ons belangrijke impulsen om als christen in gemeenschap in deze wereld te leven. Het tweede Vaticaans concilie was voor de kerk het adventsgeschenk van de twintigste eeuw. Het zet ons als pelgrimerend volk op weg naar de volle Advent: “De kerk, waartoe wij allen in Christus Jezus geroepen zijn en waarin wij door de genade van God de heiligheid verwerven, zal slechts in de hemelse heerlijkheid voltooid worden, wanneer de tijd van het herstel van alle dingen zal aanbreken. Samen met het menselijk geslacht zal dan ook de hele wereld, die intiem met de mens verbonden is en door hem tot haar einddoel nadert, volkomen in Christus worden hersteld” (Lumen Gentium 48). Elke dag mogen we het aloude adventsgebed herhalen: “Maranatha, kom Heer Jezus kom.”

 3. Er is nog een derde stap, zegt Guardini, deze namelijk dat wij de liefde beoefenen. Wij doen dit omwille van het Schriftwoord: “Iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft” (1 Joh. 4,20). Wij hopen thuis te komen in een stad met als naam: “Heer, onze gerechtigheid” (Jer. 33,16). We mogen niet vergeten dat wij elk moment onder Gods oordeel staan en dat hij ons bevraagt over onze ze verantwoordelijkheid tegenover onze broeders en zusters. Welzijnszorg roept ons op om samen medestander te zijn tegen armoede. Een oude medestander hierbij is de evangelist Lucas. Hij is onze begeleider in dit leesjaar C. Hij heeft een grote gevoeligheid voor de armen. Hij brengt ons op kerstmis bij een kind, voor wie er geen plaats was in de herberg en bij wie arme herders, mensen aan de rand, welkom waren.