Luister naar Hem (2009)

Weten we nog dat het evangelie van Marcus gedragen is door een aantal spanningsbogen? "Een van die spanningsbogen is de erkenning van de echte waardigheid van Jezus door de mensen.  Een andere met de eerste nauw samenhangende spanningsboog, is de voortschrijdende hemelse openbaring van Jezus' waardigheid bij het doopsel (1,11), bij de transfiguratie (9,7); bij de dood en verrijzenis (15,33.38;16.6-7).  De belangrijkste spanningsboog is die van de weg van de Mensenzoon" (P. Schmidt).  De kracht van elk van deze drie bogen is voelbaar in het verhaal van de transfiguratie.  Dit verhaal is één van de meest ongewone en indrukwekkendste verhalen over Jezus die Marcus ons overgeleverd heeft.  "Het staat centraal in zijn compositie.  Hij verbindt het zowel met de wederkomst van ‘de Mensenzoon in heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van de heilige engelen' als met de Verrijzenis (8,38 en 9,9)" (Benoît Standaert, Marcus geweld en genade, p. 110-111).

Wat zich daar afspeelt is allereerst een intens gebedsmoment.  "Het lijkt daarom juister in eerste instantie achter dit unieke verhaal van Marcus een herinnering aan de biddende Jezus te vernemen.  We weten uit vele getuigenissen - bijbelse en hagiografische -, uit de geschiedenis en uit het heden, dat het volhardend Godzoeken een mens tot in zijn lichamelijkheid tekent.  Van Jezus wordt in alle vier de evangelies getuigd dat Hij zeer regelmatig, 's morgen vroeg, of een hele nacht door, het Gelaat van zijn hemelse Vader opzocht.  Dat enkele leerlingen eens getuige mochten zijn (vgl. Mc 1,36, Lc. 11,1) van wat deze volhardende gebedsmomenten in Hem en over Hem als veranderingen teweeg mocht brengen, en dat deze herinnering bewaard gebleven is, heeft niets onwaarschijnlijks (vlg. Mozes Ex. 34,29; Stefanus, Hand 6,15; Paulus 2 Kor 3,7-4,6;12;2-4) "(Benoît Standaert, Ibid.)

De vastenliturgie schuift dit verhaal naar voren.  Daardoor ontgaat ons dat de leerlingen voordien al geworsteld hebben met de identiteit van Jezus.  Petrus had met overtuiging zijn geloof uitgesproken in Jezus, Gods Zoon, maar reageerde kort daarna heftig op de eerste lijdensaankondiging.  Boven op de berg begrijpt hij niet goed wat er gebeurt.  Hij dacht wellicht aan het loofhuttenfeest, waar hutten werden opgericht.  Hij wist van de oude droom dat God zijn tent onder zijn volk zou optrekken.

Marcus zegt dat Petrus niet goed wist wat hij zei.  Hij vindt Petrus onverstandig en wou hem en zijn twee metgezellen als kleingelovige bestempelen.  Zij waren verbluft.  Nadat Petrus een week eerder Jezus had erkend als de ‘Zoon van God', noemt hij hem hier ‘rabbi'.  Een zwakke titel nadat hij Jezus zopas in heerlijkheid en glans had gezien.  Marcus heeft niet veel complimenten over voor de apostel.

"Petrus wordt als tolk van zijn metgezellen als onverstandig getekend.  Hij spreekt hun wens uit de openbaring van de hemelse heerlijkheid voor goed te mogen vasthouden.  Deze menselijk heel begrijpelijke wens staat in tegenspraak met de roeping als leerling om Jezus na te volgen bij zijn tocht naar het kruis.  De weerstand tegen de gedachte aan het lijden houdt aan.  De goddelijke oproep om het woord van de Zoon te beluisteren, krijgt op deze achtergrond een eigen inkleuring.  De zich openbarende heerlijkheid van Gods Zoon behoort tot een andere wereld, die zich niet op deze aarde laat naar beneden trekken.  De leerling mag er op hopen, maar hij mag zich niet laten afhouden van zijn opdracht, nl. de navolging.  Petrus is niet de vertegenwoordiger van een groep binnen de gemeente die zich tegen het kruis verzet, maar hij is een beeld van ons aller tegenstand tegen het kruis, dat ons als eigen en toch vreemd overkomt en niettemin als taak en plicht wordt gegeven" (Gnilka, Marcusevangelie II). 

De openbaring op de berg scherpt onze roeping aan de Heer te volgen.  Zoals tot de drie op de berg, zegt de Vader tot ons: "Luister naar hem."  Een aansporing tot ons om het contact met de Schrift te verdiepen en om te luisteren daar, waar God tot ons spreekt.  Dit luisteren omvormt ons.  Het transfigureert.  Het opent onze ogen om in het dal het licht te zien en om daar de Heer te ontmoeten in de gekwetste mens. God ontmoeten in de vele wensen waarop hij zijn woord spreekt.

Een oude  man kwam op een dag bij een klooster en vertelde aan de monniken dat Jezus hen de volgende dag 's middags zou ontmoetten op de berg.  's Anderendaags haastten alle monniken zich naar de berg.  De jongste liepen voorop.  In hun haast kwamen ze langs een oude, zieke bedelaar die niet kon lopen.  "Waar gaan jullie zo haastig heen?" vroeg hij.  "Wij gaan kijken nar Jezus op de berg", zeiden ze.

"Laat mij hier niet zo liggen, help me", vroeg de bedelaar.  "We hebben geen tijd, man, anders komen we te lat voor Jezus!"  Als laatste kwam ook monnik Bichai daarlangs. "Help me, neem me met je mee', bevroeg de bedelaar.  Bichai aarzelde slechts even.  Toen nam hij de bedelaar op zijn  schouders en keerde terug naar zijn klooster om voor hem te zorgen.  De bedelaar woog zwaar, want de weg was lang en moeilijk.  In het klooster haalde Bichai een kom met water en knielde neer voor de bedelaar om zijn voeten te wassen.  Toen hij opkeek, zag hij verwonderd dat de bedelaar het gezicht van Jezus had.  Het was Jezus! 

De andere monniken keerden ontgoocheld terug.  Er was 's middags op de berg niemand te zien geweest.  Bichai was de enige die Jezus had gezien.