1° Vastenzondag B (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

“Een kibbelclub” – zo noemde de aartsbisschop van Utrecht, Wim Eijk, de nieuwbakken kardinaal; zo noemde, zo karakteriséerde hij de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland[1], waarvan hij dus nu echt het boegbeeld is geworden. “Een kibbelclub”. Geen leuk beeld. Maar geef hem eens ongelijk, de kardinaal. Het is, óók in de kerk, soms net een kippenhok. Het is bij ons in die zin vaak geen haar beter als bij Ajax en de PvdA. Waar moet ’t heen? Wat is de goede koers? Wie moet er leiding geven? Wie inspireert? Wie spreekt aan? Daarover kunnen mensen óók in de kerk elkaar behoorlijk in de haren vliegen. En maar pikken. “Een kibbelclub”. Je wordt er soms niet vrolijk van, om het mild uit te drukken. Er zijn van die dagen … dat het helemaal niet meevalt, dierbare gasten en parochianen, om de moed er in te houden en om er zin in te houden: in je leven, in je werk, in jezelf en in de mensen met en voor wie je werkt en leeft.

Wat doe je in zulke omstandigheden, dierbare parochianen en gasten? Hoe houd je het daar in uit? Of een beter en wezenlijker vraag is: wat doet de Geest van God in en met jou in zulke omstandigheden? Houdt die Geest van God het in jóu uit? Of neemt zij de benen en laat ze je alleen en aan je lot over, voor kortere of langere tijd of misschien wel voorgoed? Zo kan het zeker voelen!

In het evangelie van deze eerste vastenzondag horen wij hoe de Geest Jezus naar de woestijn drijft. De woestijn, dat is een dor en droog, een kaal en leeg milieu weten we. En zo kan het bij ons van binnen er uitzien als onze levensomstandigheden ons niet vrolijk stemmen. Denk nog maar even aan de kibbelclub. Onze eigen ziel kan een woestijn zijn. En het kan dus warempel de Geest van God in ons zijn die ons dat aandoet, die ons daar bréngt, in die woestijn, zoals zij het met Jezus doet. Het zal dus ergens goed voor kunnen zijn als dat met je gebeurt, als je daarin terecht komt, ja wordt gebrácht, door de Geest, in de woestijn.

Door de satan wordt Jezus op de proef gesteld, zo hoorden wij. “Tegenstander”, “aanklager” betekent dat woord “satan”. Je kunt ook zeggen: “kwelgeest”, of: iemand of mensen van wie je last hebt, die tégen jou zijn voor je gevoel. Ja veelgeliefden, daar kun je behoorlijk last van hebben, die kunnen behoorlijk in je rondspoken als jij in je woestijn zit.

“Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten” klinkt het dan vervolgens. In één adem worden ze genoemd, de wilde dieren en de engelen. Waar moeten we aan denken?

Dieren kwamen we in de eerste lezing vandaag, uit het boek Genesis; daarin kwamen wij de dieren al tegen. God doet er een belofte aan Noach die met zijn familie en zijn dieren net de grote vloed, de zondvloed, heeft overleefd. God zegt dan: “Nu ga Ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, met al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde.” Bijzonder hoe de dieren hier door God in de schijnwerpers worden gezet. Bijzonder hoe God met en in Zijn woorden ruimte maakt voor de dieren. Bijzonder hoe hun bestaan en welzijn gekoppeld wordt aan dat van de mensen. Weet, mens, je bent niet alleen. De dieren horen bij je. De dieren lijken op je. Ze houden je een spiegel voor. De koe met haar zachte ogen, de wolf met z’n honger en z’n scherpe tanden, de sluipende slang en alle andere dieren: ze laten iets van jouzelf zijn, iets wat ook in jou zit. En tegelijk ben jij méér dan dat. Jij hebt iets wat de dieren niet hebben. Want God heeft een boodschap aan jou. Een “engel”, u weet het, dat is een “boodschapper” van God. Een mens, elk mens denk ik, maar zeker mensen die zichzelf graag zien en beschouwen als gelovige mensen, die zijn daar hopelijk ontvankelijk voor, die hebben daar hopelijk een antenne voor, die hebben hopelijk het vermogen om die boodschappen van God op te vangen, om die engelen van God te zíen. Voor Jezus in zijn woestijn zijn ze er allebei: de dieren en de engelen. Je bent een soort dier. Wat in de dieren zit, dat zit ook in jou. Én God helpt je. Hij dient je zelfs, met en in zijn engelen.

Jezus werd door de Geest naar de woestijn gedreven. Dat doet de Geest dus. Die laat ons bij tijd en wijle in de woestijn verblijven. Jaarlijks brengt de Geest ons daar als Kerk gedurende de veertigdagentijd. Hoe ziet jouw woestijn er uit?

Nou, die woestijn kan bijvoorbeeld de gedaante aannemen van een “kibbelclub”. Daar moet je dan mee dealen. Daar mag je het dan in en mee uithouden, met die kibbelclub. De beproeving kan dus bijvóórbeeld dáár uit bestaan. Dat kan dus je opdracht zijn. En het gaat niet buiten jou om. De dieren, die kibbelclub, dat kippenhok, het zit ook in jou. Jij bent één van hen. Dat is belangrijk, om dat te zien, om dat te erkennen. Maar weet tegelijk: dat ook Gods engelen altijd naar je toekomen. God heeft zijn boog in de wolken gezet als teken van het verbond tussen de hemel en de aarde. Ook al is de Kerk af en toe een verschrikkelijke kibbelclub, toch zal zij niet ten onder gaan. De gedoopten, zij die vasthouden aan het geloof van hun doopsel, blijven behouden, zoals Noach met zijn familie behouden bleef in de ark. In dit licht wens ik u een gezegende veertigdagentijd toe. Amen.