Evangelieprikje 2015

We kennen allemaal de oneliner van Dascartes: “ik denk, dus ik ben”. In het evangelie van vandaag krijgen we precies een variant voorgeschoteld: “ik eet, dus ik ben”. Om de verbaasde leerlingen en de lezers van het evangelie echt te overtuigen dat Jezus opgestaan is uit de doden, eet Hij wat.  Of dat een lezer die twijfelt kan overhalen, is nog maar de vraag natuurlijk. Want zelfs voor de eerste christenen was het geen evidentie te geloven dat Jezus uit de doden was opgestaan, we lezen altijd weer dat ze Hem niet herkenden, vaak zelfs dat ze bang waren. Dat doet ons niet alleen vermoeden dat de verrezen Jezus er toch wat anders uitzag, het betekent ook dat geloven in de verrezen Christus nooit evident geweest is. Zelfs na twintig eeuwen christendom zijn er nog altijd mensen die, ook bij de christenen, vrees ik, nog altijd zouden willen dat de Messias iemand is die vecht voor zijn mensen, die hen beschermt. Zelfs de leerlingen moeten blijkbaar terug bij de les gehaald worden, want Jezus haalt enkele citaten uit het Eerste Testament aan om hen te overtuigen dat wat Hij doorstaan heeft wel degelijk past bij een Messias. Het is dus niet gemakkelijk, maar ik ben bij het lezen van dit evangelie blijven hangen bij een zinnetje, misschien een zinnetje aan de rand, maar toch: “omdat ze het van blijdschap nog niet konden geloven …” Toen ik dat las, vroeg ik me af of die blijdschap nog voldoende leefde in onze Kerk.

Zijn wij in onze geloofsgemeenschap nog blij omdat Jezus nog steeds in ons midden is? Is de eucharistie bijvoorbeeld iets meer dan luisteren naar een – om het met Raymond van het Groenewoud te zeggen – mummelende pastoor? Geloven we dat Jezus daar in ons midden is en zijn we daar blij om? Zijn de lezingen teksten uit een ver vervlogen tijd, of spreken God en Jezus tot ons via die verhalen? Als dat laatste het geval is, wat antwoorden we daar op? Zijn we nog blij dat God tot ons wil spreken vandaag of nemen we liever geen goede raad aan, van niemand? Gaan we op in de mentaliteit dat ieder mens uiteindelijk voor zichzelf moet beslissen hoe hij of zij zijn leven leidt of staan we open voor een Stem die vanuit een andere dimensie en vaak ook vanuit een andere invalshoek tot ons spreekt? Herkennen we de verrezen Jezus in de dakloze die ons enig gevoel van thuiskomen vraagt of vinden we die juist storend voor onze gezellige levensstijl? Herkennen we Jezus in het jongen of meisje dat misbruikt werd door een religieus of vinden we het ergerlijk dat  men de Kerk daarmee in een slecht daglicht stelt? En zo kunnen we doorgaan … De kernvraag is eigenlijk of we de verrezen Christus herkennen in de lijdende mens, maar ook in de mens die ons warmhartig nabij is. Of nog: zijn we nog blij als Jezus aan de deur van ons hart klopt of willen we liever met rust gelaten worden?

Het zijn geen bijkomstige vragen. Wie echt gelooft dat Jezus ook vandaag nog in  ons midden is, zegt meteen ook dat die Jezus een plaats vraagt in ons leven.  Geloven in de verrijzenis is meteen ook geloven in een realiteit die doordrongen is van het goddelijke waarin we zelf mogen delen. En het is dus ook geloven dat Gods liefde altijd en overal het laatste woord krijgt en dat wij uitgenodigd zijn om daaraan mee te werken. Dat is fantastisch nieuws, maar het kruipt in je kleren, dat wel. Willen we aan de buitenwereld tonen dat wij als geloofsgemeenschap leven van de hoop die de verrijzenis ons brengt,  dan moeten we komaf maken met al het doemdenken. In al Zijn bezorgdheid en inzet voor mensen aan de rand, heeft Jezus zich nooit de vraag gesteld hoe Hij dat alles moest institutionaliseren. De Kerk moet dus niet te veel bezig zijn met problemen van het instituut Kerk, nee, ze moet de hoop van de verrijzenis verspreiden in deze wereld die zo smeekt naar een hoopvol woord en/of gebaar. Ons al te veel bezig houden met binnenkerkelijke problemen zou wel eens gezien kunnen worden als een act van twijfel of ongeloof. En laat het nu net dat zijn dat we niet moeten verspreiden, integendeel. Laat God dus binnen in je leven, laat Jezus in je hart wonen en beziel vanuit Zijn Geest mensen om nooit op te geven. Nie pleuje! Een geest-driftige opgave!