Thomas: een ongelovige? B (2012)

Als je deze dagen in een boekhandel gaat neuzen en je komt bij de rubriek van de filosofische boeken, dan is daar één van de blikvangers het boek met de titel "De ongelovige Thomas heeft een punt".

De auteurs Johan Braeckman en Maarten Boudry kozen als ondertitel: "Een handleiding voor kritisch denken". Kritisch denken: het is wat we op school onze kinderen proberen aan te leren.

En de lezer van het boek wordt inderdaad uitgenodigd om niet alles kritiekloos en zonder nadenken te geloven. De apostel Thomas krijgt in het boek een plaats naast de lijkwade van Turijn, maar ook naast parapsychologie, telepathie, het monster van Loch Ness, klopgeesten en allerhande vreemde gebeurtenissen.


En, laten we eerlijk zijn: de ongelovige Thomas heeft een punt. Als we iemand aan het kruis hebben zien sterven, en als we hem nadien mee in het graf hebben gelegd, moeten we dan zomaar een paar vrouwen geloven die beweren dat ze hem opnieuw hebben zien rondlopen?

Mogen we iemand die dat niet zomaar zonder nadenken aanneemt meteen een ongelovige noemen? Doen we Thomas zo geen onrecht aan? En zouden we hem niet beter de twijfelende of de kritische Thomas noemen in plaats van de ongelovige? En zouden we niet beter eerlijk toegeven dat we onszelf in hem heel goed kunnen herkennen?

En toch is hij de geschiedenis ingegaan als de ongelovige Thomas. Niet omdat hij niet klakkeloos geloofde in één of ander wonder of mirakel. Maar misschien omdat hij te weinig oog had voor wat rondom hem aan het gebeuren was. Want waarom verschijnt Jezus opnieuw aan zijn leerlingen? Het antwoord is wellicht terug te vinden in de eerste lezing, in de Handelingen.

Daarin lezen we hoe de eerste leerlingen één van hart en van ziel zijn, hoe ze getuigenis afleggen van hun geloof, hoe ze al hun bezittingen broederlijk delen en oog hebben voor de noden van iedereen. Ze zijn de woorden van Jezus in de praktijk aan het omzetten, ze geven gestalte aan de gemeenschap die Hij voor ogen had. En had Jezus niet gezegd: "Waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden"? En hier zijn ze niet alleen in zijn naam samen, ze doen ook wat Hij had gezegd en voorgeleefd. Natuurlijk is Hij dan bij hen.

Misschien had Thomas dat niet begrepen en is dat ook het kleine geloof dat wij met hem delen. We moeten niet zitten wachten op een wonder van Jezus. We moeten niet zitten hopen dat Hij vanzelf wel eens zal terugkomen om bij ons te zijn. We kunnen Hem zelf aanwezig stellen in ons midden.



Ik wil het ook nog even hebben over wat Jezus zegt als Hij bij zijn leerlingen binnen komt. Zijn eerste woorden zijn: "Vrede zij u." Niet alleen is dat de typische Sjaloom-begroeting uit die tijd. Jezus wil zijn leerlingen ook zijn vrede geven.

Hij zegt niets over hun afwezigheid tijdens zijn proces. Hij geeft vrede aan degenen die Hem in de steek lieten en verloochenden, vrede aan wie in schuld en schaamte gevangen zat, vrede aan die leerlingen, die zichzelf uit angst en verdriet hebben opgesloten.

Hij vergeeft hen. En Hij roept hen meteen op hetzelfde te doen. Want Hij schenkt hen de heilige Geest en zegt: "Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn zij vergeven en als gij ze niet vergeeft, dan zijn ze niet vergeven." Vaak worden die woorden uitgelegd als de plechtige instelling van het sacrament van de biecht of de verzoening. Maar misschien is het veeleer een oproep om vrede te stichten, om zelf elkaar te vergeven, zich met elkaar te verzoenen. Om niet alleen elkaar de vrede te wensen, maar ook die vrede tot stand te brengen.

En wat nog opvalt bij die verschijning van Jezus: Hij toont de wonden in zijn handen en zijn zijde. Hij toont zijn kruiswonden. Hij toont zich in de eerste plaats als de lijdende mens. De verrezene is niemand anders dan de gekruisigde. En de gekruisigde is dezelfde als de verrezene. Lijden, dood en opstanding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Pasen kan niet zonder Goede Vrijdag.

Wellicht is dat de belangrijkste les die wij kunnen onthouden. Jezus is het lijden niet komen wegnemen. Hij is niet komen getuigen over een God die de mens verlost van alle problemen en alle miserie. Hij heeft wel gesproken over een God van liefde, een God die van zijn mensen houdt. Zoals ouders van hun kinderen houden, maar hen ook niet voor alle vormen van ongeluk en lijden kunnen behoeden.

Jezus neemt de dood en het lijden niet weg.

Hij wil het wel mee dragen. Zoals mensen dat voor elkaar ook kunnen doen. Als iemand zwaar ziek is en pijn lijdt, kan een bezoek, een troostend woord, een helpende hand die pijn niet wegnemen. Maar misschien wel iets minder hard om dragen maken. Omdat iemand zich aanbiedt om die pijn mee te dragen.

Als mensen rouwen om het verlies van een dierbare, proberen wij hen nabij te zijn. Het verdriet blijft, het gemis is even scherp, de leegte blijft even groot. Maar het is misschien wat minder zwaar om dragen. Of het geeft alvast het gevoel dat men niet alleen is met zijn verdriet.

Als wij vandaag met deze gemeenschap mensen herdenken die ons onlangs zijn ontvallen, dan is dat ook zo bedoeld als blijk van medeleven met de nabestaanden. We noemen hun namen, we maken het even stil en we steken een kaarsje aan.

Daardoor nemen we de pijn en het verdriet en het gemis natuurlijk niet weg. Maar we hopen dat het een klein beetje helpt om het te dragen.

Een kaarsje aansteken: wat stelt het voor? En wat haalt het uit?

Ik citeer Toon Hermans, die na een zware ziekte dit schreef: "Ik weet niet hoeveel mensen mij hebben geschreven – toen het slecht met me ging: we zullen een kaarsje voor je aansteken. Mensen uit alle lagen van de bevolking, onder wie ook gelouterde mensen, die zelf ooit hard hadden moeten knokken. Op die momenten voel je dat zo'n kaarsvlammetje niet zomaar een sentimenteel lichtje is. Als iemand een kaars pakt, en een lucifer, en die kaars voor iemand anders aansteekt, dan is er toch sprake van warmte van de ene mens voor de andere mens. Duizenden en duizenden mensen steken op een dag een kaarsje aan. Dat is iets heel anders, dan wanneer duizenden mensen geen kaarsje aansteken"…