32e zondag door het jaar (2009) - ziekenzalving

In de verhalen die Marcus vertelt over Jezus
merk je dat Hij nogal eens een botsing heeft
met de godsdienstige leiders van zijn dagen.
Een botsing zeg maar tussen Hem en de tempel.
Want lang niet elke vorm van godsdienst heeft nu eenmaal met God van doen, toen niet en nu ook niet.
Soms dient godsdienst alleen maar een systeem
van macht of enkel eigen ziel en zaligheid.
Terwijl ze toch bedoeld is om vorm te geven
aan onze verbondenheid en onze betrokkenheid
op het leven van alles en allen en op de bron ervan.
Het verhaal van vandaag speelt zich ook af
rond de spannende plek die de tempel is.
Bij de ingang daar domineren al direct de Romeinse adelaar en de schatkist: geld en macht.
En daar, onder de rook van het offeraltaar,
daar is dan die weduwe.
Zij staat in de Schrift altijd voor de kleine mens,
die hier het slachtoffer is van heel dat tempelgedoe.
Jezus prijst haar. Natuurlijk, want iedereen geeft
van zijn overvloed, maar zij geeft gewoon alles.
Die rijken geven ook wel, maar het is niet iets van henzelf. Ze eten er geen boterham minder om.
Hun bezit blijft een veilige muur om hen heen.
Geen God die daar doorheen komt.
Zij zijn gewoon te vol: er is in hen geen ruimte
voor de barmhartige liefde van God.
Maar de weduwe heeft geleerd haar zelfzorg los te laten, oog te hebben voor het leven van anderen
en haar eigen leven te leggen in Gods hand.
Daarom gaat Jezus' hart voor haar open.
Wat Hij met zijn eigen leven duidelijk wil maken is:
De kern van alle geloven is niet de tempel,
maar de liefde voor God en voor de naaste.
Als je Gods Naam in de mond neemt,
als Hij plaats mag vinden in je leven,

in je ziel mag wonen, dan kan het niet anders
of je gaat zelf liefdevol leven.
De weduwe in de eerste lezing, degene die
de profeet te eten geeft, die doet niet anders:
zij leeft met de dood voor ogen.
Maar omdat ze niet langer leeft uit angst voor zelfbehoud, daarom gaat er uit haar gelovige levenshouding ineens iets groeien
van een wonderlijke voorzienigheid.
Want dan komt er ruimte voor God.
Bij zulke mensen kan God tenminste plaats vinden.
Wat moet Hij met al die bikkelharde gelovigen
met hun heilige stad, hun heilige land, heilige oorlog,
heilige tempel, heilige stoel, met hun godsdienst
ten koste van de kleine man of vrouw.
Ik moet denken aan al die oorlogen tussen Protestanten en Katholieken, Moslims en Christenen, Joden en Palestijnen. Het lijkt daar te gaan om God en geloof.
Zo zeggen de nieuwsberichten het ook.
Maar in werkelijkheid gaat het daar om politieke en economische macht. Om geld en om grond gaat het,
en niet om de Naam van de barmhartige God
en om humaniteit.
Als geloven niet gaat om een levenshouding van barmhartige liefde, dan is het ongeloof, tempelgedoe.
Interessant is dan ook dat in het Evangelie,
na dat gebeuren rond die schatkist, staat geschreven:
Toen verliet Jezus de tempel voorgoed.
Hij gaat dan tegenover de tempel op de Olijfberg zitten.
En dan zegt Hij: Van deze tempel zal geen steen
op de ander blijven.
Eigenlijk is het zo duidelijk als wat:
Bij godsdienst en geloof mag het alleen maar draaien om een levenshouding van liefde tot God en de naaste. En tussen die twee vormen van liefde mag geen enkele speling zitten.


Dan kan er momenteel best sprake zijn van kerkverlating, van vermindering van gezag
van godsdienstige leiders, van grote veranderingen
in de kerken. Geeft niet. Geeft niet.
Misschien moet dat ook wel een keer.
Misschien zijn ook wij nog wel teveel tempel
en te weinig liefdesgemeenschap;
zijn we aan veranderingen toe.
Ik vertrouw er op dat we het als kerk allemaal
best te boven komen, als we maar vasthouden
aan wat ons precies tot gelovige mensen maakt
en waar alles om draait:
om het eerste gebod en het tweede daaraan gelijk,
om die goddelijke mensenliefde, die verbondenheid.
Ik vind het boeiend dat hier in onze geloofsgemeenschap op 't Zand duidelijk iets te merken is van die levenshouding waar Jezus voor stond.
Dat dat onze identiteit is en ook onze kracht.
Als wij hier bij elkaar komen,
als wij de Schriftverhalen lezen, het brood breken en
de beker delen met elkaar, dan weet ik dat Hij er is,
dat Hij leeft in ons en onder ons.
Hij zal ons als parochie dan ook wel leiden en ons
de weg wijzen naar een onvermoede toekomst.
Daar vertrouw ik gewoon op.
Nu is het vandaag voor ons als geloofsgemeenschap
een bijzondere dag, omdat wij een aantal ouderen
in ons midden gaan zalven met olie.
Als je ouder wordt, word je geconfronteerd met de kwetsbaarheid en eindigheid van het leven.
Je vitaliteit wordt minder.
Je loopt tegen beperkingen aan en je voelt
dat je steeds meer gebonden raakt en
afhankelijk wordt van mensen om je heen.
Dat vraagt een houding van loslaten, van overgave,
van vertrouwen en toewijding.
En dat is allemaal niet zo eenvoudig als het wel lijkt.
De kerk biedt dan het Sacrament van de Zieken aan:
een handoplegging en zalving met olie.
Vanouds worden mensen met olie gezalfd:
koningen, profeten, priesters, kinderen die gedoopt worden, zieken. En daarmee wil men zeggen:
Welke weg je ook moet gaan, wij hopen dat je
diep doordrongen mag zijn van de Eeuwige, onze God, van zijn wezen, zijn nabijheid, zijn Geestkracht.
Dat Hij je vasthoudt en met je meegaat op die weg.
Nu, dat gaan wij hier vandaag ook doen.
Met handoplegging en zalving zeggen wij tegen u:
ook als u misschien niet meer zo goed kunt
werken en doen vanuit de kracht die u vroeger had,
u hoort bij onze geloofsgemeenschap
en we blijven betrokken op elkaar.
In de levensfase waar u bent aangeland
staan wij om u heen.
En wij hopen dat in onze zorg de liefdevolle nabijheid van God voor u voelbaar mag zijn.
Dat Hij u uw tekorten mag vergeven,
uw pijn mag verzachten, uw levenswonden mag helen, en u troost, verlichting en bemoediging mag schenken.
Moge de lieve God u altijd heel nabij zijn.
Dat willen we zeggen.
Een daarom zal ook één van ons namens de parochie
met mij mee de handen opleggen aan u.
En ik zal uw hoofd en uw handen zalven met olie.
En aan u allemaal, kinderen, kleinkinderen, vrienden,
mensen van 't Zand, u vraag ik:
vergeet niet dat wij zelf teken zijn van Gods liefde,
engelen van zijn goedheid, als wij rond deze mensen een kring vormen van veiligheid, geborgenheid, genegenheid en liefdevolle zorg.
Wij hopen en bidden dat wij die opdracht kunnen waarmaken.
We zingen nu eerst een lied over bomen van mensen.