De lamp van God was nog niet gedoofd

 

“Hier ben ik”, “Adsum: dit is het antwoord op de oproep bij de wijding van diakens en priesters en bij het afleggen van kloostergeloften. Hier ben ik, bereid om een engagement op te nemen.

Hier ben ik

“Hier ben ik”, wij horen het vandaag vier keren in de mond van de jonge Samuel. Het is het schitterend roepingsverhaal van deze kleine jongen, dat opgenomen is in het boek dat zijn naam draagt. Wij bevinden ons in het heiligdom van Silo, waar de ark is ondergebracht in de hoop dat ze eens in Jeruzalem een vaste en veilige plaats zal hebben. Hij hoort een stem in de nacht, hij denkt dat het Eli is, de bejaarde priester die hem roept. Eli beseft dat er meer aan de hand is, dat het God is die roept. Hij geeft daarom aan de jonge Samuel de raad om, wanneer hij nog eens de stem hoort, te antwoorden: “Spreek, Heer uw dienaar luistert.”

‘Hier ben ik”, we horen het op andere plaatsen in de bijbel. David heeft de ark kunnen overbrengen naar Jeruzalem. Zijn zoon Salomo bouwt de grote tempel. In die tempel heeft Jesaja een groots visioen, dat hem overweldigt. Hij hoort er de vraag van de Heer: “Wie moet ik zenden?” en Jesaja antwoordt: “Hier ben ik, zend mij” (Jes. 6;8).

De eerste ontmoeting

De evangelist Johannes brengt ons op deze tweede zondag door het leesjaar B bij Johannes de Doper en bij Jezus. Beide wekken interesse op en nodigen uit. Drie mannen geven aan dat zij geboeid zijn door Jezus en het aandurven hem te volgen. “Hier ben ik”, zo mogen wij hun stap naar Jezus toe duiden.

“Hier ben ik”, duizenden hebben deze woorden uitgesproken en spreken ze nog uit. Het zijn niet alleen priesters en religieuzen, maar zoveel gedoopte, en ook mensen van andere religies en niet gedoopte, die beseffen dat wij allen een taak hebben op deze wereld. Daarom moeten we zorgen dat we attent zijn, dat we ons met mensen durven verbinden voor het goede.

Bijna uitgedoofd

Het ging echter niet zo goed met het geloofsleven van Israël ten tijde van Eli en Samuel. Er waren schermmutstelingen met de Filistijnen, er waren misbruiken in de familie van Heli, de priester. Hij zelf was oud en zijn zicht was zwak.

Er was weinig elan en enthousiasme. Twee verzen zeggen veel over de sombere toestand van toen. “Er klonken in die tijd zelden woorden van de HEER en er braken geen visioenen door” (1 Sam. 3,2)” En dan dit vers allicht met een dubbele bodem: “Samuël lag te slapen bij de ark van God. De godslamp was bijna uitgedoofd” (1 Sam. 3,5). In het lectionarium is dit een beetje anders geformuleerd. “De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuel lag te slapen.

Er is wat nostalgie verbonden aan het woordje nog. Zijn er nog roepingen, zijn er nog priesters? Is er nog eten? Nog, het is alsof het bijna gedaan is. Dan toch liever het woordje toch. “En toch”, dit woord getuigt van meer geloof. “En toch”, want God laat zijn volk niet in de steek. Samuel is teken van toekomst en hij is dit als profeet geweest. Hij brengt een nieuw elan.

Wij kunnen de situatie van toen actualiseren. We kunnen Covid aanklagen als de onruststoker van deze tijd.

Wij kunnen wijzen op kwaad dat de kerk ondervindt door fouten in eigen midden.

Wij kunnen wijzen op het slinkend aantal priesters en kloosterlingen, op een, mentaliteit van elk voor zich.

En toch

Wij mogen het nieuwe jaar niet beginnen met een klaagzang. Wij zien wat mensen voor anderen kunnen betekenen. Wij blijven overtuigd dat zolang een mens bestaat hij een betekenis kan hebben voor een ander. Het jaarrapport van de kerk in ons land wijst op veranderingen en daarin de groeiende rol van vrijwilligers.

Frank Teirlinck, oud student van het Hoger Diocesaan Godsdienst Instituut Gent is oblaat van de abdij Zevenkerken. Hij kent goed de geschiedenis van de abdij Affligem en publiceerde het boek 150 jaar monniken in Affligem 1870-2020. De ondertitel van het boek is Monnik worden en mens blijven. Het is een dik boek met een levensschets en foto van alle monniken die er hun religieuze geloften hebben afgelegd. De huidige groep monniken is heel klein. Hij eindigt zijn historisch overzicht als volgt:

“Dom Franco zorgde voor de verbouwing van een bovenverdieping tot een mooie en sober gastenverblijf. Studenten blijven welkom. Als zij er zijn, krijgt de gemeenschap een jeugdig gezicht. Een van hen bleef ook na zijn studies in contact met Affligem. Hij werd op 8 september 2018 als 27-jarige postulant ingekleed en een jaar later werd hij aanvaard als novice. De aanvang van een nieuw begin nadat 150 jaar geleden het kloosterleven werd hersteld in Affligem? Abt emeritus Jan Goetghebeur getuigde: “Affligem heeft een groot verleden… maar de toekomst? We weten het niet maar het ziet er naar uit dat het monniksleven zoals we het nu kennen niet lang meer zal standhouden maar we mogen vertrouwen dat er in Affligem iets nieuws tot stand zal komen .. dat moeten we geloven…” (p. 51).

Samuel is niet ingeslapen en verdwenen. Hij heeft broertjes en zusjes op meerdere plaatsen. Je ziet hem aan het werk in de jongerenpastoraal, in de Sint Michielsbeweging, in de Clemenspoort… Je leest over hen in Tertio en in Kerk en Leven, in Don Bosco-Vlaanderen en nog zoveel…..

In oktober 2020 is Carlo Acutis (1991-2006) zaligverklaard. Dit gebeurde in de basiliek van Assisi. Deze zo jong overleden Italiaanse jongen had een grote verering voor Franciscus van Assisi en vooral een intens contact met de heilige eucharistie. Hij was heel bedreven met de computer en sterk begaan met jongeren in moeilijke familiale omstandigheden. Hij stierf aan leukemie. In hem neemt Samuel de gestalte van een zalige cyberapostel, “die jongeren laat zien dat echt geluk wordt gevonden door God op de eerste plaats te stellen.”

Samuel leeft en blijft groeien in zovele die eens een glimp opgevangen hebben van Gods aanwezigheid en die zijn uitnodiging hebben gehoord en die het ploegen niet opgeven.

Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren

ik sta in uwen dienst zonder bezit.

Maar ik ben rijk in dit:

dat ik den ploeg van uw woord mag besturen…

Ik zal de halmen niet meer zien

noch binden ooit de volle schoven,

maar doe mij in den oogst geloven

waarvoor ik dien…

Dit gedicht De Ploeger, dat Adriaan Roland Holst (1888-1976) schreef in 1917 is langer en klinkt als volgt:

Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren -

Ik sta in uwen dienst, zonder bezit -

Maar ik ben rijk in dit:

Dat ik de ploeg van uw woord mag besturen,

En dat gij mij hebt toegewezen

Dit afgelegen land en deze

Hooge landouwen, waar - als in het uur

Der schafte bij de paarden van mijn wil

Ik leun vermoeid en stil -

De zee mij zichtbaar is zoover ik tuur.

Ik vraag maar een ding: kracht

Te dulden dit besef, dat ik geboren ben

In 't najaar van een wereld

En daarin sterven moet -

Gij weet hoe, als de ritselende klacht

Van die voorbije schoonheid mij omdwerelt,

Weemoed mij talmen doet

Tot ik welhaast voor u verloren ben –

Ik zal de halmen niet meer zien

Noch binden ooit de volle schoven,

Maar doe mij in den oogst geloven

Waarvoor ik dien -

Opdat, nog in de laatste voor,

Ik weten mag dat mij uw doel verkoor

Te zijn een ernstige ploeger op de landen

Van een te worden schoonheid; eenzaam tegen

Der eigen liefde dalend avondrood, -

Die ziet beneden aan de sprong der wegen

De hoeve van zijn deemoed, en het branden

Der zachte lamp van een gelaten dood -

Dat wij bij het ploegen onze blik richten op Jezus, hij die gekomen is om de wil te doen van God zijn Vader. Daar ligt onze vreugde.