Het was niet allemaal koek en ei in de groep van de twaalf, elk met een eigen karakter, van verschillende herkomst, een broederpaar, enkelingen, invloeden van huis en omgeving, onbaatzuchtig en toch bezorgd om hun toekomst. Verschillend, elk van hen geroepen door eenzelfde man. Ze zijn al een tijd bij hem, maar beseffen niet zo goed waar het heengaat. Ze blijven hopen dat Jezus het rijk van David zal herstellen. Maar daarvoor heeft hij dan toch een wondere weg gekozen.
Ereplaatsen
Marcus brengt een verhaal waarin de spanning binnen de groep duidelijk is. Het gaat over een discussie over rangorde en ereplaatsen. De zonen van Zebedeus lieten zich opmerken. Ze mikken hoog wanneer zij vermoeden dat Jezus dicht bij doel is (Mc. 10, 35-45). Ze willen een goede plaats. Ze aanvaarden dat de weg erheen niet zo effen is en dat hij met lijden zal gepaard gaan. Met enige overmoed menen zij van zichzelf dat zij de kelk van het lijden zullen kunnen drinken. Enkele weken of maanden later als Jezus aangehouden wordt en zal veroordeeld worden, zijn zij en de andere leerlingen gevlucht. Jezus profeteert hun martelaarschap. Een ‘vaticinium ex eventu’. Een geleerde term om een gebeurtenis aan te duiden, die zich reeds heeft voltrokken op het moment dat de voorspelling ervan wordt uitgesproken. Jacobus werd omstreeks 44 ter dood gebracht.
De vraag van Johannes en Jacobus heeft bij de anderen kwaad bloed gezet. Zij zijn kwaad op hun gezellen. Dit is Jezus niet ontgaan. Hij geeft daarop duidelijk aan waar op het aankomt. De rangorde die Jezus vooropstelt is anders dan deze van de leerlingen.
Dienaar zijn
Met de klemtoon op de dienstbaarheid is Marcus bij de jonge kerk, waar discussies over rangorde zich hebben gesteld. In zijn onderricht had Jezus voordien al gewezen op de eigen trekken van zijn rijk. Hij had hen de regel van de deemoed bijgebracht, wanneer hij een kind in hun kring bracht en zei: “Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar” (Mc. 9,35). Die deemoedregel wordt in Mc. 10,43-44 ontwikkeld tot een ‘gemeenteregel’. Wie tot de kring van Jezus behoort, moet dienaar zijn. “Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn” (Mc. 10,43-44). Het daaropvolgend vers is een van de hoogtepunten uit het Marcusevangelie. “Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen” (Mc. 10,45). Met dit woord over de Mensenzoon legt Marcus Jezus zending uit als dienst, en zijn dood als zoenoffer (Syx, ICLZ).
Misbruik van macht
Het dienen staat in het contrast met het heersen en het gebieden. Jezus sprak een scherp en straf oordeel uit over de machtigen van zijn tijd, zij die met ijzeren hand regeren. Israël heeft er een aantal van gekend: Assyriërs, de mannen van Babylon, de legers van Alexander de Grote, de Romeinse bezetter met hardvochtige landvoogden als Pilatus en handlagers als Herodes.
Macht is gevaarlijk. Wie ze heeft, misbruikt ze. “Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken” (Mc. 10,42). Een gedurfde uitspraak van Jezus, die door de actualiteit elke dag bevestigd wordt. Paus Franciscus reageerde in Italië tegen de macht van de maffiosi. Corruptie en steekpenningen in het Wereldverbond van de voetbal. Reusachtige verschillen in lonen en vergoedingen. Mr. Joseph Platter zou een salaris gehad hebben van één miljoen Zwitsers Frank (Le Monde, 29 mei 2015).
Mea culpa
In een verbond tussen Kerk en Staat heeft de Kerk de machtigen naar de ogen gekeken. De dienaar der dienaren was in de renaissancetijd zelf bij de machtige heren. Zonder het zelf te beseffen maakten Gods bedienaren deel uit van een machtssysteem. In een brief aan leerkrachten schreef bisschop De Kesel: “Een gesloten milieu met autoritaire gezagsstructuren geeft gemakkelijk aanleiding tot misbruik van mensen. Vandaag zijn de verhoudingen binnen de Kerk op dit punt toch wel veranderd. Maar we moeten op onze hoede blijven. Pastorale verantwoordelijkheid betekent dat men gezag uitoefent. Maar het is niet goed als gezag zich tegenover niets of niemand moet verantwoorden. Dat geldt voor mij en voor elk van ons. Pastoraal mag niet beleefd worden als een soort vrijbrief om zijn eigen gangen te gaan en zich door niets of niemand te laten gezeggen. Niemand is onaantastbaar. We moeten werken aan een klimaat waar we elkaar helpen en steunen, ook door elkaar te bevragen en te corrigeren. Dat behoort wezenlijk tot de medeverantwoordelijkheid waar we in de Kerk sinds het Concilie steeds concretere gestalte willen aan geven.”
Dienstbaarheid staat hoog aangeschreven. Er is veel sympathie voor de uitspraak van bisschop Jean Gaillot: “Als de kerk niet dient, dient ze tot niets.” De kerk staat in dienst van Jezus, die wil dat hij als bron van leven bij allen mag gekend zijn. Zij is overtuigd dat zij aan de mensen een dienst bewijst door hen Jezus te verkondigen.
Wanneer de kerk aanspreekt en misschien scoort, dan is het daar waar ze dient en bouwt aan gemeenschap. Op de jaarlijkse wereldmissiezondag wordt deze opdracht in het licht gesteld. Het is een dag van verbondenheid met alle plaatselijke kerken voor onze gemeenschappelijke opdracht. In zijn oproep gedenkt paus Franciscus dat vijftig jaar geleden in 1965 de concilievaders de missieactiviteit van de kerk hebben goedgekeurd. Zij verklaarden dat de “pelgrimerende kerk krachtens haar natuur op zending is gericht, omdat zij volgens het plan van God haar oorsprong vindt in de zending van de Zoon en de zending van de Heilige Geest” (Ad Gentes, 2).
Voorkeursoptie voor de armen
Hij benadrukt in zijn brief de voorkeursoptie voor de armen, die hij reeds aantoonde in zijn brief over de Vreugde van het evangelie: “Als de hele Kerk deze missionaire dynamiek aanneemt, moet zij allen zonder uitzondering bereiken. Maar wie zou zij moeten bevoorrechten? Wanneer men het Evangelie leest, vindt men een heel duidelijke richtlijn: niet zozeer vrienden en nabije rijken, maar vooral de armen en de zieken, hen die vaak worden veracht en vergeten, hen “die het u niet kunnen vergelden” (Lc.14,14). Lc. 14, 14
We mogen deze zo duidelijke boodschap niet afzwakken. Vandaag en altijd “ zijn de armen de bevoorrechte ontvangers van het Evangelie”. De evangelisatie die belangeloos op hen is gericht, is een teken van het Rijk dat Jezus is komen brengen. Men moet zonder omhaal van woorden zeggen dat er een onlosmakelijke band bestaat tussen ons geloof en de armen. Laten wij hen nooit alleen laten” (Vreugde van het evangelie, 48).
In het conciliedecreet over de missieactiviteit spraken de bisschoppen over het getuigenis van de liefde, die christenen moeten geven.
“De aanwezigheid van de gelovigen onder de menselijke groeperingen moet gedragen worden door die liefde, waarmee God ons heeft liefgehad; Hij wil immers, dat wij elkaar met dezelfde liefde beminnen.
De christelijke liefde strekt zich inderdaad uit tot alle mensen zonder onderscheid van ras, stand of godsdienst, en ze verwacht daarbij geen voordeel of dank. Want zoals God ons heeft lief gehad met een onbaatzuchtige liefde, zo moet ook de liefde van de gelovigen uitgaan naar de mens zelf en hem liefhebben met dezelfde drang, waarmee God de mens heeft gezocht. Zoals Christus rond ging door alle steden en dorpen en alle ziekten en kwalen genas als teken van de komst van het Koninkrijk GodsVgl. Mt. 9, 35 vv.
, zo verbindt zich de Kerk door haar kinderen met mensen van iedere stand, vooral met de armen en lijdenden, en offert zij zich graag voor hen op. Want zij deelt in hun vreugde en leed, kent de verlangens en de mysteries van het leven en lijdt met hen mee in de angsten van de dood. Aan allen, die op zoek zijn naar vrede, wil zij antwoord geven in een broederlijke dialoog, door hun de vrede en het licht van het Evangelie te brengen” (Ad Gentes, 12).
Op de vooravond voor Pinksteren 2015 is de vermoordde bisschop Oscar Romero zalig verklaard. Hij heeft zich geleidelijk bekeerd tot deze optie voor de armen, waarvoor velen in Latijns Amerika hebben gekozen. Een van de denkers en profeten in het proces van bewustwording van de plaats van de armen is José Comblin (1923-2011). Hij was priester van het aartsbisdom Mechelen-Brussel en vertrok in 1958 als Fidei Donum priester naar Chili. Vanaf 1961 werkte hij in Brazilië. Op vraag van Don Helder Câmara schreef hij een werknota voor de bisschoppenconferentie in Medellín in 1968.
Met missionarissen op stap
Met missionarissen op stap, dit is een artikel van Walter Lotens in de Wereld Morgen van 11 febr. 2014. Daarin bespreekt hij onder meer het boek van Jan Soetewey, Profeten zwijgen niet. Dit boek handelt over José Comblin en de bevrijdingstheologie. Voor hem was de optie voor de armen geen slogan, maar de kern van zijn leven als geëngageerde theoloog. In zijn boek De profetie in de Kerk tekent José Comblin de taak van de profeet:
“De taak van de profeet zal erin bestaan de ommekeer van waarden, die het geld boven God stelt, aan de kaak te stellen. Hij zal de minachtig voor de armen aanklagen, de onverschilligheid van de maatschappij tegenover de verliezers van de economie. Ook hier moeten we de feiten uitkiezen die het meest duidelijk de realiteit tonen, de realiteit van de voorrang van de economie op alles en het feit dat alle andere menselijke waarden daaraan worden opgeofferd. We moeten duidelijk maken dat in het hart van dit systeem de onverschilligheid schuilt voor de levensomstandigheden van de armen – juist het tegenovergestelde van wat het evangelie vraagt. Van die dingen is tegenwoordig zeker iets te zien in sommige bisdommen van het Amazonegebied.
Dit gebied is namelijk de plaats waar de minachting voor de armen en de heerschappij van het geld zich het meest duidelijk vertoont. Ook daar, in het Amazonegebied, zijn er christelijke missionarissen: bisschoppen, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen, dominees, mannelijke en vrouwelijke leken, allen bezield door een profetische geest. De profetie is geen privé-eigendom van de katholieken. Ze bestaat ook bij gelovigen met andere benamingen. Dikwijls worden die missionarissen bekritiseerd door de media, maar er wordt tenminste over hen gesproken – hun acties missen hun doel niet.”
Voor de oktobercampagne zet Missio een land uit Latijns Amerika in de kijker, nl. Columbia. Ze wil christelijke gemeenschappen aldaar ondersteunen, die daar het leven van de armen verbeteren. Leg je niet neer bij armoede (www.missio.be)
Walter Lotens noemt zich een religieus atheïst. Hij is begaan met de vraag: “Wat bezielt mensen toch om een levenslang religieus én sociaal engagement op zich te nemen?”
Missiezondag is een dag waarop we enkele van hen bij hun naam noemen. In een aantal gemeentes hebben ze zelfs een standbeeld gekregen. In West-Vlaanderen heeft Omer Tanghe (1928-2001), directeur aldaar van Missio, geijverd voor stenen littekens van het werk van missionarissen. In Roeselare staat naast de Sint-Michielskerk het standbeeld van Zuster Marie-Louise de Meester (1857-1928), die de missiecongregatie heeft gesticht, nu bekend onder de naam ICM-zusters (De Jacht Heverlee). Bij het Klein Seminarie in Roeselare staat een gedenkteken voor pater Constant Lievens (1856-1893). Op de vooravond van missiezondag 2015 wordt in het bisdom Brugge de diocesane fase voor zijn zaligverklaring afgesloten. Kardinaal Toppo, de aartsbisschop van Ranchi, zet zich hiervoor sterk in omdat hij weet wat deze West-Vlaamse missionaris en zoveel andere Jezuïeten en Zusters Ursulinen voor zijn streek hebben betekend en wat zij nog betekenen voor de Adivasi-bevolking.
De terugblik mag geen nostalgie zijn. In zijn artikel Op stap met missionarissen waarschuwt Walter Lotens daarvoor: “Over ‘Het Vlaanderen dat zijn zonen en dochters uitzond’, is intussen al wel een aantal nostalgische boeken verschenen. Het zijn meestal verhalen van moedige en vooral gedreven avonturiers, die als “Reizigers in God” van geen kleintje vervaard waren. Omer Tanghe schreef in 1966 een boekje met de sprekende titel “Zending volbracht” waarin hij oude missionarissen van Scheut laat terugblikken op hun missiewerk. Vaak hangen de auteurs van deze memoires een aureool van onversaagdheid gaande tot heiligheid rond die ‘gedemobiliseerden’, die nu moeizaam rondwandelen in goed onderhouden tuinen van rusthuizen.”
Naast de oud-strijders zijn er nog hedendaagse bruggenbewoners tussen de kerken ginds en hier. Hun verhalen zijn getekend door hoop en door zorg. We krijgen stemmen van ginds te horen. Kerk in Nood richtte een aantal namiddagen in met bisschop Olivier Doeme uit het bisdom Maiduguri/Nigeria, waar christenen vervolgd worden door de terreurgroep Boko Haram. Daar kwam ook de Libanese Zuster Hanan Youssef aan het woord over inzet voor vluchtelingen uit Syrië en Irak. Caritas internationalis nodigde de Chaldeeuwse bisschop Audo van Aleppo uit. Missiezondag vraagt om verbondenheid in gebed en in middelen met kerken uit het zuiden. We hebben mekaar nodig.
Bisdommen en parochies en mannen en vrouwen van het aan God toegewijde leven onderhouden contacten met missionarissen en met zusterkerken. De noden verschillen naargelang de geografische en sociale situatie waar de kerk ingeplant is. De verwachtingen naar de dienst van de kerk zijn in onze streken ruimer dan wat zij met een slinkend aantal gelovigen kan aanbieden. Een kleine groep kan niet alles oplossen: onderwijs, verpleging, opvang van daklozen, liturgie, catechese. De dienst van de verzoening is een belangrijke dienst. Veel mensen zijn gekwetst en innerlijk gewond. Er is zoveel vraag naar therapie en geestelijke gezondheidszorg. Er zijn zinvragen bij jongen als ouderen. De economie lost deze vragen zeker niet op. Integendeel, haar jacht op winst maakt nieuwe slachtoffers. Zij die de volkeren met ijzeren hand regeren lossen evenmin de zinvragen op. Ze verdragen zelfs niet dat de mensen naar het waarom vragen stellen. Een dienende kerk kan de mens verwijzen naar een ‘horizon van teder licht’ (J. Kerkhofs). Zij richt onze blik op Jezus, die ons voorgaat in het dienen.
“De geschiedenis van de missie is in grote mate een geschiedenis van martelaren geweest, van ‘getuigen tot in de dood’. Maar helaas is er ook een keerzijde: soms heeft de kerk haar missionering gebracht in het spoor van geweld en bloed dat getrokken werd door Westerse veroveraars, waarbij niet altijd duidelijk was aan wiens zijde ze stond. Op zulke momenten vergat ze de woorden van de grote apostel: Wij prediken Christus en wel een gekruisigde” (A. Denaux, Missie, Einde of Begin, Davidsfonds). Ja, bij de reflectie over zending komen we terecht bij Jezus die ons zendt en die gekomen is om te dienen.
Jezus is eindelijk de man die zegt:
“Zalig de armen” en niet “Wie geld heeft, is gelukkig!”
Hij is eigenlijk degene die zegt:
“Bemin uw vijanden” en niet “Vernietig de concurrenten.”
Hij is eindelijk degene die zegt:
“Zalig wanneer men u vervolgt.”
Hij zegt niet: “Schik u maar naar het even welke situatie.”
Hij is degene die zegt:
“De eerste zal de dienaar van allen zijn.
Hij zegt niet: “Toon eens wie jij zijt.”
Jezus is eindelijk degene, die vraagt:
“Wat voor nut heeft het de ganse wereld te winnen.”
Hij zegt niet: “Het belangrijkste is vooruit te komen.”
Hij is degene die zegt,
“Wie in mij gelooft, zal eeuwig leven”.
Hij zegt niet: “Wat dood is, is dood.”
Martin Gutl.
Jezus, help ons bij onze stappen naar dienstbaarheid. Bereid ons voor om van de kelk te drinken, die jij te drinken hadt.