Het is niet goed dat de mens alleen blijft (Gen. 2,18)

 

Een van de oudste liefdesgedichten in het Nederlands is te vinden in een Latijns kloosterboek, in Kent gekopieerd door een West-Vlaamse monnik.  Het zou het oudste gekende geschreven Nederlands zijn uit de jaren 1100.  “Hebben olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?; “Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij, wat wachten we nu?”  De monnik hoorde niet bij die heel vrome ziel die zei: “Ik zal van de wereld weggaan zonder te weten hoe ik er ben opgekomen.

De bijbelse oergeschiedenis heeft een nog veel ouder lied.  Adam, de eerste man begroet Eva, de eerste vrouw, de moeder van het leven met:

Eindelijk een gelijk aan mij,
Mijn eigen gebeente,
Mijn eigen vlees,
Een die zal heten: vrouw,
een uit een man gebouwd.

De vertaling in het zondagslectionarium noemt de vrouw ‘mannin’ en sluit dichter aan bij het Hebreeuws.  De man heet ‘Ish’, de vrouw ‘Ishshah’.  De hulp die bedoeld wordt is meer dan een hulp in het huishouden of op het bedrijf.  Ze is hulp omdat zonder haar de mens niet af is.  De man kan maar mens zijn als de vrouw er is.  Dit drukte de verteller uit met eerst gans de dierenwereld te laten paraderen.  De man mag ze een naam geven.  Hoe verloren voelen we ons als we de naam der dingen en deze van de mensen niet meer kennen?

Man en vrouw zijn verschillend maar toch volledig gelijkwaardig.  De mens is man én vrouw.  Paus Johannes Paulus publiceerde hierover in 1988 zijn brief Mulieris dignitatem.

De bijbeltekst wijst op de blijvende binding en hechting tussen man en vrouw.  Een pss geeft beelden bij de legende van de ringvinger.  Als je de twee handpalmen dicht houdt en de middelste vingers met de knokkels tegen elkaar, dan kan je alle vingers openen, tenzij de ringvingers.  De duimen vertegenwoordigen de ouders.  De wijsvingers staan voor de broers , zussen en vrienden.  De middelvingers vertegenwoordigen jezelf. De ringvinger staat voor je partner en de pinken verbeelden je kinderen.  Je kunt de duimen scheiden  Ouders zijn niet bestemd om met jou te leven tot de dag dat je sterft.  Je kan met evenveel gemak je wijsvingers scheiden.  Broers, zussen en vrienden hebben hun eigen bestemming.  Ook bij de pinken lukt het ze te openen.  Zij vertegenwoordigen de kinderen.  Deze groeien op en gaan hun eigen weg.  De ringvingers scheiden, dat gaat moeilijker.  Dit paar is bestemd om bij elkaar te blijven tot de laatste dag van je leven.  Dat is de reden waarom de trouwring bij deze vinger hoort.  Wanneer de ring over de vinger wordt geschoven, zijn de twee partners stellig overtuigd dat het eeuwig trouw zal zijn.  Vele zijn echter al gescheiden eer de dood aanklopt.  Een stout Engels gezegde beweert: “marriage is the only war where you sleep with the enemy!"  Gelukkig zij bij wie de liefde veel jaren blijft duren.  Hun verbondenheid is geen last.  Ze berokkent enkel pijn wanneer de partner sterft. 

Het beeld van de rib en het verhaal van de zondeval hebben er soms toe bijgedragen dat de vrouw een ondergeschikte rol toebedeeld kreeg.  In de Talmud staat een commentaar van Beresith Raba.  God had nagedacht van waaruit hij de vrouw zou scheppen.  Niet uit het hoofd, want ze zou overmoedig kunnen worden; niet uit het oog opdat ze niet zou lonken; niet uit het oor opdat ze niet zou afluisteren; niet uit de mond opdat ze niet te spraakzaam zou zijn; niet uit het hart opdat ze niet afgunstig zou zijn; niet uit de hand opdat ze niet grijperig zou zijn; niet uit de voet om niet uithuizig te zijn.  Ik zal haar scheppen vanuit een verborgen deel van het lichaam, van een deel dat bedekt is zelfs als de man naakt is.  En bij elk van de ledematen die hij schiep bij Eva, wenste God dat de vrouw bescheiden zou zijn.  En ondanks die reserve moest God vaststellen: “Al mijn goede raad heb je in de wind geslagen” (Spr. 1,25).  Ik heb het hoofd niet geschapen en ze is hoogmoedig, zoals wordt gezegd: “Zij zullen met opgeheven hoofd stappen.”  Niet uit het oog en zij knippert het oog; niet uit het oor en zij luistert zoals Sara luisterde bij de tent.  Niet uit het hart en zij is afgunstig zoals wordt gezegd dat Rachel afgunstig was van haar zus.  Niet uit de hand en zij grijpt de dingen zoals Rachel de terafim heeft gestolen (Gen. 31,34).  Niet uit de voet en ze loopt weg zoals Dina (Gen. 34,1).

De vrouw ondergaat nog altijd onderdrukking.  De bijbel bevat nochtans een van de weinige scheppingsverhalen die de vrouw ten volle erkent.  Toen deze verhalen werden te boek gesteld, stonden vragen naar pariteit, proportionele vertegenwoordiging, genderproblematiek niet op de voorgrond.  In de geslachtslijst van Jezus zijn naast de vele mannen slechts vier vrouwen vermeld.  Onder de vele profeten is enkel Deborah bekend en onder de vele veldheren is er slechts een Judith. 

Uit de Talmud nog dit verhaal.  Een ongelovige zei tot Gamliel: “Uw God is een dief.  Hij heeft Adam bestolen terwijl deze sliep.”  De dochter van Gamliel hoorde dit en vroeg om een rechter.  “Dieven zijn bij ons gekomen en hebben een zilveren kruik gestolen en een gouden vaas achtergelaten.”  De rechter antwoordde: “Zulk een dief mag bij mij elke dag komen.”  Zij antwoordde hem: “Is het niet dat wat met Adam is gebeurd?  Men nam hem een rib en gaf hem een onovertroffen hulp.” 

We staan niet alleen.  De eerste naaste die we meenamen is de naaste uit het gezin.  In het Joods gebed staat de bidder niet alleen.  De weg naar God sluit de medemens in.  Om als eredienst te kunnen doorgaan moeten er tien mannen zijn in de synagoge.  De vrouwen komen naar de synagoge en hebben een rol in de het jodendom.  Zij zijn echter van veel opdrachten gedispenseerd die op bepaalde tijdstippen moeten gebeuren.  Dit is niet als discriminatie bedoeld, maar houdt rekening met eigen taken.  In niet-orthodoxe joodse gemeenschappen waren en zijn er vrouwelijke rabbijnen.  Regina Jonas (1902-1944) was de eerste vrouwelijke rabbijn in Duitsland en werd slachtoffer van de Shoah.  In november 2010 is er opnieuw een vrouwelijke rabbijn gewijd in Duitsland.

Op een gedenkplaat voor Regina Jonas staat een haar uispraak uit het jaar 1938: Fähigkeiten und Berufungen hat Gott in unsere Brust gesenkt und nicht nach dem Geschlecht gefragt.  So hat ein jeder die Pflicht, ob Mann oder Frau, nach den Gaben, die Gott ihm schenkte, zu wirken und zu schaffen.  Wenn man die Dinge so betrachtet, nimmt man Weib und Mann als das, was sie sind: als Menschen.”