Wil je soms weg gaan?(Joh. 6,60-69)

Het enthousiasme over de broodvermenigvuldiging aan de overkant van het meer is vlug geluwd. Een deel van de menigte is Jezus achterna gegaan naar Kafarnaüm. Hij spreekt daar in de synagoge. Hij wil zijn toehoorders bij brengen wie hij is. Wat hij zegt is niet zo gemakkelijk om te vatten en te geloven. Toch is dit een boodschap over het echte en volle leven, dat Jezus schenkt aan wie in hem geloven.

In de synagoge zegt Jezus heel waardevolle woorden, waarmee christenen nu vertrouwd zijn, maar die bij hen die ze voor het eerst hoorden veel verwondering hebben gewekt.

Jezus was voor de mensen rondom hem toch maar een mens. Hij gebruikt beelden van brood, vlees en bloed om te zeggen wie hij is. Zij hebben naderhand ingezien dat Jezus over zijn lijden sprak en dat hij door het kruis leven heeft gebracht. Dit is nu eenmaal een zwaar punt. En dit van bij het begin. Paulus zegt dat de verkondiging van een gekruisigde Christus voor de joden een ergernis is en voor de Grieken een dwaasheid (1 Kor 1, 21-25).

Wij kunnen er tot op onze dagen niet onderuit dat wij over een Jezus preken, die in de ogen van mensen een mislukking is. Sterven op een kruis is geen compliment. Toch was en is dit bron van leven. “Als de graankorrel niet in de aarde valt, blijft hij alleen. Als hij sterft brengt hij veel vrucht.” Dit is het wonder dat mensen hun leven hebben toevertrouwd aan de gekruisigde en de verrezen Christus en dat zij zich gaan verenigen met hem in de communie.

Vastberaden

Bij zijn gesprek wijkt Jezus niet af van zijn standpunt. Hij maakt geen compromis om leerlingen te behouden. Hij vertrouwt er op dat zijn Vader mensen naar zich toetrekt. Hij verplicht niemand om te geloven. Hij blijft bij wat hij heeft gezegd. Hij laat hen vrij weg te gaan. Zijn woorden in de synagoge brengen een scheiding te weeg in de kring van de leerlingen. Een aantal leerlingen verlieten zijn gezelschap en trokken zich terug. Dit laat Jezus niet onverschillig. Misschien zijn enkele van hen naderhand toch teruggekeerd om tot zijn familie te behoren. Het is moedig om stand te houden als de meesten weggaan.

Mensen hebben op Jezus hun leven gebouwd. Zij zijn dankbaar om wie Jezus is. Zij bevinden zich in het spoor van Petrus en de andere leerlingen in de kleine kring van de twaalf. Dag aan dag herhalen zij: “Heer, naar wie zouden we gaan. U hebt woorden van eeuwig leven.”

Patchwork Religie

De keuze voor Christus voltrekt zich nu binnen een breed weefsel van religie. De invloed van de kerken is verminderd, maar de religie niet. Als christen leven we tussen boeddhisten, moslims, hindoes en joden, tussen mensen die God afschrijven en anderen die een ietisme voorstaan. “Ietsisme is de naam voor een geloof in een onbepaalde metafysische kracht. Ietsisme is een algemene term voor uiteenlopende overtuigingen waarbij mensen ‘aannemen’ dat er ‘iets’ is ‘tussen hemel en aarde’, zonder een welbepaalde religie aan te hangen. Een ietser of een ietsist kan worden gezien als een gelovige, die echter traditionele beelden van goden links laat liggen, maar voor zijn zingeving behoefte houdt aan iets transcendents dan wel gelooft dat er aan al het bestaande een transcendente en absolute, maar onbenoembare kracht ten grondslag ligt” (Wikipedia). Zoek je weg maar in het Patchwerk-Religie!

Jezus, naar hem willen we gaan

Een vage religiositeit laat de moderne mens toe op de markt van de religieuze mogelijkheden te kiezen wat hij voor zich nodig heeft. De keuze voor Christus is echter veeleisend. Zij houdt in dat wij zijn groot gebod van de liefde beleven, gemeenschap vormen, leven geven en ons brood met anderen delen. Het is een keuze niet voor een zaak, maar voor een persoon. Naar wie kunnen we gaan en met wie kunnen we samen dezelfde weg gaan? Jezus is deze persoon. Veel van wat de wereld aanbiedt, verzadigt niet. Jezus is het ware voedsel, levend brood. Jezus is meer dan een naam en een herinnering. Jezus is degene die mij bemint, die zijn leven heeft gegeven, die met mij meegaat. (Paus Franciscus bij het Angelusgebed 23 augustus 2015). Wie van Jezus houdt, wenst dat velen hem mogen kennen en hem in hun hart en leven binnenlaten.

Jezus blijft voor velen onbekend. Het is waar wat in een oud EK-lied: staat: Door zo vele lieve kleinen wordt gij Jezus niet bemind; kom ze spijzen vriend der kleinen, word de grote kindervriend.

In zo vele vreemde landen wordt gij Jezus niet bemind, word er koning aller standen. Word de grote mensenvriend.

Een oudere generatie, die soms zelf dreigt af te haken, lijdt er onder dat

Jezus hier in het Westen een onbekende is geworden. Ze vergelijkt met wat eens was. Schandalen binnen de kerk hebben diepe wonden aangebracht aan het lichaam van Christus. Het woord dat zij spreekt heeft aan kracht ingeboet. Een groot aantal aanvragen tot “uitschrijving uit het doopregister” werden toen naar de bisdommen verstuurd. Daarbij waren heel kritische woorden over de kerk, haar leiders en haar bedienaren. Bisschop Bonny schrijft daarover: “Deze vragen laten mij niet onberoerd. Telkens heb ik het gevoel iemand te verliezen die ooit met onze geloofsgemeenschap verbonden was, van veraf of dichtbij.  Ik vind het vooral jammer dat ik met deze personen geen laatste gesprek kan hebben over wat verkeerd liep of wat de kerkgemeenschap voor hen nog kan betekenen.

Deze situatie raakt onze kerkgemeenschap diep. Wij worden allemaal aan het denken gezet over de betekenis van ons eigen doopsel en over onze verbondenheid met de Kerk. Zoals elk sacrament doet het doopsel wat het toont. Door het doopsel worden we kind van God en lid van de kerkgemeenschap. Wat in ons leven ook gebeurt, de band met Christus en de kracht van de Geest blijven ons gegeven. Tegelijk leert het leven dat het niet eenvoudig is werk te maken van ons doopsel. Het is niet vanzelfsprekend als een gedoopte christen door het leven te gaan. Al hebben we het doopsel eens en voorgoed ontvangen, we blijven zoekende en kwetsbare christenen. De doop is slechts het begin. Alles moeten we nog leren. Met vallen en opstaan.”

Moge bij het vooruitschrijden der jaren het geloof in Jezus, het levend brood, blijven groeien en stand houden in weer en wind.