Zijn lichaam voor ons gegeven (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden

* Opvallend is dat Johannes Jezus' rede over het Levende Brood afsluit met de nadruk dat Hij dit alles heeft gezegd tijdens een synagoge-onderricht in Kafarnaüm. De synagoge was het officiële leerhuis van de Joden. Niet de oever van een meer, een berg of een woestijn. Jezus trad hier op officieel als rabbi. Wat Hij hier zei geldt als Joodse instructie. Zijn toehoorders waren Joden die zich in de thora wilden verdiepen. De naam "christenen" komt pas na de breuk met de synagoge.

* Ongetwijfeld kreeg Jezus hier gemakkelijk toegang. Hij stond goed met Jaïrus, de overste van de synagoge, wiens dochter Hij het leven had teruggeschonken. Het broodwonder van de vorige dag was de directe aanzet tot deze rede, en dit kwam goed uit daar de schrifttekst over het manna in de woestijn (Ex 16,4-36) behoorde tot het lezingenrepertorium in de synagogale morgendienst.

1. Met de beluisterde woorden wees Jezus in de eerste plaats op zijn komende kruisdood.

- In de zin "Het brood dat Ik zal (!) geven is mijn vlees ‘voor' (ten bate van) het leven der wereld" (v.51) gaat het over een komend gebeuren. Bij Johannes is Jezus' grote toekomst zijn "uur", door de Vader bepaald, het uur van zijn gruwelijke dood die samenvalt met zijn verheerlijking, zijn levenseinde dat paradoxaal een apotheose zal zijn. Juist daarom gebruikt Johannes hier het ruwe woord ‘vlees' (Gr. ‘sarx'; Aram. ‘besar'; Hebr. ‘bâsâr'), dat de hele levende menselijke persoon aanwijst in zijn broosheid en in zijn kwetsbaarheid. Niet een afgestorven lichaam, een zielloos lijk (Gr. ‘sôma'). Juist de rauwe realiteit in dat woord geborgen zal de Joden verbijsteren en ergeren.


- Hij gebruikt ook het woord ‘voor', d.i. ‘ten bate van...', ‘omwillen van..' (Gr. ‘huper'). Waar het gaat om Jezus' verlossingsdood wordt altijd dat specifieke woord gebruikt. De Herder geeft zijn leven ‘voor' zijn schapen (Joh 10,11.15). Eén mens moest sterven ‘voor' heel het volk (Joh 11,50; 18,14). Precies ‘voor' zijn leerlingen wijdde Jezus zich toe aan de Vader (Joh 17,19). Paulus zal in zijn brieven onafgebroken deze onderliggende intentie van Christus' kruisdood hernemen: "Jezus Christus die zichzelf ‘voor' mij heeft overgeleverd (Gal. 2,20), die zich ‘voor' onze zonden heeft gegeven... (Gal 1,4),... door ‘voor' ons een vloek te worden (Gal.3,13), is ‘voor' de goddelozen gestorven" (Rom 5,6). Met dat woord ‘voor' zinspeelt Jezus hier overduidelijk reeds op de diepere motivering van zijn komende kruisdood: Hij is het vlees gegeven ‘voor' het leven van de wereld.

2. Precies in de eucharistie wordt de glorie van zijn kruisdood geactualiseerd.

- Dit brood is dus zijn vlees. Jezus zei ook dat wie van dit brood eet, nooit sterft (v.50). De Joden begrepen het niet: "Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven ?" - Maar Jezus dacht er niet aan zijn uitspraak te verzachten. Integendeel, hij versterkte en beklemtoonde zijn woorden: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet verorbert en zijn bloed niet drinkt hebt gij het leven niet in u" (v.53). De kruisdoodgedachte ligt hier fijn verweven met de eucharistische boodschap. Wie de broodrede leest kan niet anders dan erin tegelijk de eucharistie te herkennen. In Jezus' woorden doorklinkt nu reeds wat Hij op het laatste avondmaal zal zeggen. Daar zegt Jezus opnieuw dat dit brood zijn lichaam is, en de wijn zijn bloed, dat ‘voor' de velen zal vergoten worden (Mt 26,28; Mc 14,24; Lc 22,19-20). Zij moeten het tot zich nemen als voedsel en drank. En in zijn afscheidsredes herhaalt Hij steeds hoe belangrijk het is in Hem te blijven terwijl Hij blijft in ons. Het gaat als om een in elkaar vloeien, een osmose, een assimilatie. Zoals Hij leeft door de Vader zullen wij leven door Hem. Deze levenstransfusie schept een transformatie en is onderpand van ons eeuwig leven, onze opstanding en redding. Daarom is Hij het ware voedsel en de ware drank. De grondintentie van Jezus' kruisdood wordt hier realiteit: Hij geeft zijn leven ‘voor' ons.


- En toch heeft Jezus zijn harde uitspraak bijgestuurd: "Het is de geest die levend maakt. Het vlees is van geen nut" (v.63). Niet de materiële gave op zichzelf doet het. In het eucharistische brood is de diepste realiteit de levende dynamiek van Jezus' unieke aanwezigheid waardoor dit brood geen gewoon brood meer is. Dit sacrament is de invalspoort van Gods herstellende en herscheppende liefde waardoor Hij alles nieuw maakt. De transformatie van het brood wordt de transformatie van hem die het Brood, dat uit de hemel is neergedaald, in geloof ontvangt. Daarom ontkiemt het Rijk van de Liefde daar waar de eucharistie aanwezig komt. Het Rijk Gods wordt geboren in de eucharistie. Wij moeten zelf eucharistie worden tot heel de kosmos eucharistie zal geworden zijn en God alles in allen zal zijn. Ooit zag de wetenschapper en denker Teilhard de Chardin in een visioen de Heilige Hostie zich uitzetten als een olievlek die heel de kosmos in zich opslorpte. God verlost, redt, herschept allen en alles door deze transformatie naar de zelfgave in de Liefde zoals God zelf Liefde is. Daarom mocht Paulus uitroepen: "Niet ik leef meer, maar Christus leeft in mij" (Gal. 2,20). Het brood op het altaar gebracht weerstaat niet aan deze inbezitneming. Maar onze vrije weerstand is groot en onze ontvankelijkheid klein. Daarom gaat die omvorming bij onszelf zo traag. We willen graag onszelf blijven met onze tekorten en onze miseries, en we vergeten dat ons ware geluk ooit zal liggen in deze omvorming die ons voltooien zal. In Gods genadekracht mogen we roepen: Ja, Heer, neem ons totaal in bezit. Wellicht gaan wij dat begrijpen pas in onze dood.