Ik ben nu bij je

Vandaag 9 augustus is het de sterfdag van Zuster Theresia Benedicta van het Kruis. Als Edith Stein werd zij geboren in Breslau. Ze promoveert cum laude bij de grote filosoof Husserlen komt in aanraking met het katholieke geloof. Ze schrijft filosofische en theologische werken waaronder: ‘Wetenschap van het kruis' over de mysticus Johannes van het kruis. In 1922 laat zij zich dopen en in 1933 treedt ze in bij de zusters Karmelietessen in Keulen. Wegens de Jodenvervolging in Duitsland vlucht ze met haar zuster Rosa naar het klooster in het Limburgse Echt. De Duitsers pakten, als reactie op het protest van kardinaal de Jong tegen de Jodenvervolgingen, ook katholiek geworden joden op. Daarom wordt ook zij in 1941 met haar zus op transport gesteld.

Eind 1941 schrijft ze aan haar overste: ‘Wetenschap van het kruis krijgt men alleen als men het kruis ook zelf moet dragen,daar was ik van den aanvang af al van overtuigd en ik heb nu ook van ganser harte Ave Crux spes unica gezegd. Ze stierf als gezegd op 9 augustus in het jaar 1942. Dit leven overwegend denken we vandaag na over het leven als gelovigen met God. In deze weken zijn we ons met jonge mensen die gaan trouwen
ook aan het bezinnen over hun levensopdracht.

We denken na over vragen als: heeft het zin dat ik besta?

Waar leef ik voor? Wat doe ik met mijn geloof? Vragen die wij misschien ook hebben. De ervaring leert dat we altijd dichter bij de kern van ons geloof komen als we gaan luisteren naar de boodschap van de oude joods-christelijke geschriften: de Bijbel. De Bijbel, geen systematisch handboek van het geloof. Gelukkig maar zeg ik, al stelt dat sommige mensen met een overdreven gevoel voor orde en netheid teleur. De Bijbel is nu eenmaal geen syste­matisch handboek maar een groot en veel­kleurig document van menselijk zwoegen, van angst en twijfel, van mistasten en tot inkeer komen. Van steeds weer afdwalen maar ook van steeds weer opnieuw op weg gaan en je aange­sproken weten door de woorden van oudsher, eigenlijk door die Ene hoofdpersoon van het boek: God die in gesprek gaat met men­sen, ze roept en uitdaagt om antwoord te geven en hun leven te veran­de­ren. Het is een groot dramatisch verhaal over een volk dat in alle verwarring toch wil leven vanuit het echte, vanuit het geloof dat het voor Iemand staat die ze de ENIGE noemen. Een bladzijde uit dat goede oude boek die wij vandaag opsloegen gaat over een mens die probeert met God te leven. ELIA was zijn naam. Zijn naam betekent: GOD IS VOOR MIJ DE ENIGE... Dat mag waar zijn maar voor hem was dat niet altijd even duide­lijk. Hij ligt in het verhaal van vandaag onder een bremstruik te slapen. Hij heeft zijn best gedaan. Hij is opgekomen voor de naam van God. Hij heeft , met enig succes, de valse profeten van zijn dagen, de Baälpriesters bestreden. Maar in plaats van dat de God die hij zo trouw gediend heeft hem nu een veilig een rustig bestaan levert is zijn leven nu in gevaar. Hij is op de vlucht voor koningin Izebel en Achab die in Samaria de dienst uitmaken en dat -ondanks alle tekenen die Elia namens God heeft mogen tonen,- op hun eigen slechte wijze willen blijven doen... Alles gaat, zoals dat wel vaker gaat op deze we­reld... gewoon op de oude voet door...wat er ook voor krach­tige en authentieke goede verkondiging mag klinken van de kant van de profeten of andere geïnspireerde goede mensen. Elia wil het opgeven: het heeft geen zin meer... en hij heeft geen zin meer. Hij wil liever sterven in zijn slaap en niet langer profeet meer zijn.Een herkenbaar gevoel: 'ik zie het niet meer zitten' is de vreselijke uitdrukking die mensen dan gebruiken. In het verhaal gebeurt er dan iets heel merkwaardigs. Hij wordt in zijn pessimistische zwartgalligheid en in zijn zelfmedelijden gestoord. Hij mag niet rustig kwaad liggen te zijn, hij mag niet blijven verlangen naar de dood... Hij wordt wreed gestoord in zijn gebrek aan vertrouwen in de toekomst -net als Jona die gepreekt had in Niniveen geen enkel vertrouwen hadin het succes van zijn woorden. Een bode van God stoot Elia aan. En als hij zijn ogen opslaat staat aan zijn hoofdeinde een kruik met water en een brood. 'Sta op en eet' luidt het bevel ! Door de engel Gods opgejutstaat hij op en eet en hij zal daarna -volgens dit prachtige ver­haal- veertig dagen lopen door de kracht van dit brood gesterkt om te komen tot aan de berg van God, de Sinai. Het brood om weer op weg te kunnen gaan werd hem van Godswege aange­reikt.Brood betekent hier: een teken van de volstrekte solidariteit van God met de mens onderweg. God is niet alleen de God van het leven na de doodmaar ook nu al onze Herder.Er is niet alleen maar een fraai einddoel van ons leven (in het ver­haal de berg van God) maar we worden ook onderweg regelmatig 'opgepept'. Het einddoel is zo veren de weg daarheen is lang en moeizaam en voor mensen onderweg is de bekoring groot om af te haken: 'laat mij slapen onder de bremstruik, laat mij maar met rust'. Maar dan klinkt een stem: IK BEN BIJ JE.... of, -om het evangelie van deze zondag te spreken- IK BEN HET BROOD DES LEVENS. II. IK BEN HET BROOD DES LEVENS....Hij, de Zoon, Jezus van Nazareth, roept niet alleen maar wat mooie woorden uit. Hij wijst niet alleen door prachtige adviezen de weg zoals wijze goeroes dat ook zo prachtig kunnen maar op de lange tocht is Hij ZELF dichtbij als het brood dat je opeet en in je opneemt. Het is moeilijk om je een voorstelling te maken van die innige nabijheid. Het lijkt op de nabijheid van een vriend of vriendin die achter je staat: die je leven leefbaar maakten die de gewone weg van dag tot dag glans verleent. Maar de vriend of de vriendin blijft toch ook een ander, een vreemde. Hij/zij heeft een eigen gedachtewereld, eigen zorgen en ver­wachtingen. Je kunt je naaste heel nabij komen maar tot het diepste in de andere mens heb je geen toegang. Als het over Jezus (die ons levensbrood wil zijn) gaat is dat anders. Hij ziet mij aan met het oog van de Schepper, Hij kan doordringen tot op het punt waarop mijn bestaan begint. Hij heeft niets achter gehouden, Hij gaf Zichzelf voor het leven van de wereld. Niets leidt Hem af: Hij kan totaal aanwezig zijn in ons bestaan zonder enige beper­king. We kunnen ons eigen leven voorstellen als een schakeltje in een lange reeks. Dan zijn wij niets meer dan één moment in een biologische keten en zijn wij als indi­vidu weinig ver­schillend van andere levende wezens. Maar in dit natuurge­beuren BREEKT HIJ IN. En wanneer een mens HEM in vrijheid opneemt en aanvaardt houdt de mens op een natuurproduct te zijn. Hij wordt op een nieuwe wijze mens, hij wordt op een nieuwe manier levend. Dat leren we uit de levens van de heiligen en de profeten:Edith Stein en Elia. Het lot en het noodlot hebben niet meer het laatste woord, ja zelfs de dood kan die vernieuwde mens niet meer raken want Hij neemt ons op in de onverwoestbare intimiteit van Zijn eigen leven. De mensen die Jezus hoorden, morden over die woorden over het levende brood dat Jezus wilde zijn. Geen wonder, wij morren ook. Het is moei­lijk om vrij te komen uit de beklem­ming van ons eigen ik. Alles in ons is er op ge­richt om zelf stand te houden. Alleen door alles te verliezen, ons leven te verankeren in Hem, vinden wij -volgens het evangelie- de laatste vrijheid waaraan zelfs de dood niets meer af kan doen. Het komt er op aan dat wij het er met Hem op wagen. De echte gelovige sluit de ogen en stort zich in de handen van Hem die heeft gezegd IK ZAL ER ZIJN. Han Fortman voegde daar ooit aan toe:
'ze sluiten hun ogen
omdat en opdat ze zullen weten,
dat als de nacht gevallen is,
het ware Licht zal opgaan en zal blijven stralen,
heel hun leven door, VOOR GOED!'