Reddende engel (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden
REDDENDE ENGEL



OP DE BANK
‘Weet u, dat ik soms na het ontbijt al op de bank ga liggen?!’ De man keek me fronsend aan. Hij taxeerde me, of ik zijn verhaal wel serieus nam. Toen verbeterde hij zich: ‘Nou ja, ontbijt...! Ontbijten doe ik meestal niet. Opstaan is al moeilijk genoeg. Dan zeg ik tegen mezelf: Hub, je moet opstaan! Ik voel dat  Annie zich voor me zou schamen... Ik zet de televisie aan en ga op de bank liggen. En weet u wat ik dan denk?’ Ik kon het inderdaad wel raden. ‘Was ik maar dood!’, ‘Was ik maar bij Annie!’

ONDER DE BREM
Het hele tafereel kwam me bekend voor. Het leek bijna letterlijk uit de bijbel genomen. Een van de allergrootste profeten, Elia zelf, is in een depressieve bui. Een beetje onverwacht is hij diep in de put gevallen. Nochtans had hij een groot succes geboekt. Hij had de strijd aangebonden met de Baal-priesters aan het hof van de koning. 450 had hij er eigenhandig omgebracht. De koningin was woedend geweest. Zij had de Baalpriesters immers aan het koninklijk hof geïntroduceerd. Nu opent ze de jacht op Elia. Hij slaat op de vlucht. Zijn succes krijgt een nare smaak. Is het wroeging over zoveel slachtoffers? Is het de haat van de koningin; het zich steeds moeten verstoppen? Na een dagmars in de woestijn gaat Elia onder een struik liggen en zegt: ‘laat me maar dood gaan; het wordt me allemaal teveel, ik ben niks beter dan mijn vader en mijn grootvader!’

TENEERGESLAGEN
Hub vertelde verder. ‘Vroeger ben ik nooit zo geweest. Ik was om vijf uur op. Annie stond ook op. Ze bakte spek met eieren en we ontbeten. Om half zes vertrok ik met de bus naar het werk. Nog wel eerder soms. Dan kroop zij weer het bed in.’ Hij lachte flauw. ‘Ik heb altijd goed voor haar gezorgd.’
De man begroef zijn gezicht in zijn handen om zich niet te laten zien, om even weg te kruipen. Het leven had geen zin meer zonder Annie.
Voor een buitenstaander is er altijd iets onbegrijpelijks in de verhalen van mensen die somber zijn. Als Elia toch het succes van zijn leven heeft geboekt, als hij een machtige vijand verslagen heeft, waarom dan zo treurig zijn? Als Hub zo’n fijn leven heeft gehad met zijn vrouw, als ze zoveel voor elkaar betekend hebben, waarom dan niet tevreden en dankbaar terugkijken en wat nagenieten? Tegelijk weet je dat het weinig zin heeft om dit hardop te zeggen. Je zou er de ander alleen maar mee afwijzen. Je zou de indruk wekken dat hij niet neerslachtig mág zijn. Je zou hem opnieuw afwijzen en dieper in de put werken. Met gevoelens valt niet te redeneren. Om een stemming te laten omslaan is een engel nodig!

SOEP
De engel komt. Een pannekoek op een steenoven bereid, en helder koel water. Een bemoedigend amicaal woord: ‘Toe, eet wat!’ Meer niet. De engel zegt niet: ‘Kop op, je bent wel degelijk beter dan je vader of grootvader!’ Dat zegt de engel niet, want je hoeft helemaal niet je vaderen te overtreffen om gelukkig te zijn. De engel zegt ook niet: ‘Trek je niks aan van de boze koningin!’ Want natuurlijk zit het je dwars als de koningin je laat achtervolgen. De engel zegt niet: ‘Die Baalprofeten hebben de dood aan zichzelf te wijten.’ Want bloed dat kleeft aan je handen zal je levenslang aanklagen. De engel die de positieve krachten in Elia weer op gang brengt zegt: Toe, eet eens een hapje.’
Nou moet ik me verontschuldigen’, zei Hub. Langzaam kwam hij overeind. ‘Ik moet even naar boven, schoon hemd aantrekken.’ Hij keek snel op de klok. ‘Om half elf zou de buurvrouw van hier tegenover even bij me komen kijken.’ Ik stond op en nam afscheid. Hopenlijk nam de buurvrouw een pannetje soep mee!

Beste mensen, het verhaal van vandaag is zo interessant omdat het vertelt wat een engel zegt en hoe hij er uit kan zien. En nog belangrijker is het te weten dat God ook ons vandaag naar iemand kan sturen om zijn bode te zijn.

VERJAARDAGSVERDRIET
Lieve kinderen, als Klaartje jarig was, moest ze altijd huilen. Ik weet dat het raar klinkt, maar het was wel zo. Dat begon al bij het eerste bezoek. Ooms en tantes kwamen luidruchtig binnen met gespreide armen, getuite lippen, en grote cadeaus met daarboven vragen ogen. Klaartje werd er verlegen van. Ze rende naar mamma en klemde zich vast aan haar been om zich te verstoppen. De ooms en tantes lieten zich daar niet door kalmeren. ‘Ocharm’, riepen ze luid. ‘Klaartje is een grote meid.’ Dat sloeg nergens op. Een aaide haar over het hoofd. Nu werd het Klaartje teveel en ze rende naar boven. Daar hoorde ze, op bed liggend, dat het feestje spoedig zijn gang weer ging. Ze hoorde de koffiekopjes, en iedereen was druk aan het praten. Klaartje bedacht een manier om weer onopvallend naar beneden te komen, en daar zou mamma haar bij helpen. Ze hoorde haar al komen. Mamma ging naast haar zitten. Aaide even over de haren en zei: ‘Kom je zo meteen de kaarsjes uitblazen, dan kan ik de taart aansnijden.’ Zonder iets te zeggen liet Klaar zich van het bed glijden en liep mee naar beneden. Daar deed iedereen gelukkig alsof ze niet was weggeweest. Ze zongen en Klaartje blies de kaarsjes uit. Nu zou het verdere een leuke dag worden, wist ze. Het moeilijkste was achter de rug. ‘Waar is mijn kroon?’, riep ze.