11e zondag door het jaar B - 2021

Zusters en broeders,

In het evangelie vertelt Jezus twee parabels over het Koninkrijk van God, en zoals wel meer het geval is, hebben die met landbouw te maken. Dat is normaal, want landbouw hoorde ook toen al tot de basis van het leven. Geen leven zonder water en lucht, maar ook geen leven zonder landbouw. Vandaar parabels over de wijngaard, de goede herder, onkruid onder de tarwe, de zaaier, de onvruchtbare vijgenboom, het verloren schaap enzovoort. Allemaal parabels die direct uit het landbouwleven gegrepen zijn.

Ook in de eerste lezing hoorden we een parabel. Daarin zegt God de Heer dat Hij van de top van een hoge ceder een twijgje zal plukken en het zal planten. Het zal uitgroeien tot een prachtige ceder waarop vogels van allerlei gevederte zullen kunnen nestelen. Niet de mens, maar God zelf neemt dus het initiatief om de toekomst van alle volkeren op te bouwen. Ze zullen allemaal kunnen nestelen op de ceder die Hij zal planten, en die ceder is Jezus. Hij is ons altijd nabij, in goede en in kwade dagen. In het evangelie komt dat cedertwijgje bij manier van spreken terug als een piepklein mosterdzaadje dat uitgroeit  tot een stevige boom met grote takken, en ook hier zullen de vogels in zijn schaduw kunnen rusten.

Zo is dus het Koninkrijk van God: een rijk van liefde, van vrede, van vreugde, van rust. Een Koninkrijk waarin de mens mag wonen om ervan te genieten. Een Koninkrijk dat een aards paradijs is van schoonheid, geuren en kleuren.

Een Koninklijk aards paradijs dat echter alleen stand kan houden als de mens het respecteert. Dus moeten wij ons afvragen of wij respect hebben voor dat paradijs, en of het niet alleen maar een bron is van geld en nog meer geld. Vernielen ook wij misschien de natuur uit winstbejag? Leven ook wij er zo ongeremd op los dat het klimaat op hol slaat, en bosbranden, orkanen, overstromingen, koude- en hittegolven straks de hele wereld zullen  teisteren?

Evenzeer moeten we ons afvragen of wij meewerken aan de opbouw van het Koninklijke aards paradijs, zodat ook andere mensen kunnen genieten van  liefde, rust, vreugde en vrede. Of telt in de boom van dat paradijs alleen onze eigen plaats van egoïsme, van macht, van eigenbelang, en hebben we helemaal geen aandacht voor zoveel mensen die nergens geraken? Arme mensen, die arm zijn omdat armoede erfelijk is. Zieke mensen, gehandicapte mensen, vreemde mensen. Maken wij plaats voor hen in Gods prachtige Koninkrijk?

Zusters en broeders, het zou goed zijn als we ons altijd aan Jezus zouden spiegelen. Als we dus een boom zouden zijn waarop vermoeide mensen, moedeloze mensen, mensen in nood vol liefde verwelkomd worden en waarop ze vol vertrouwen kunnen rusten. En het zou nog beter zijn als ook onze Kerk zo een boom was. Dat is ze spijtig genoeg niet. Veel te veel kerkelijke gezagsdragers  denken alleen aan zichzelf en aan hun onaantastbare macht, en ze verzetten zich tegen elke mogelijke vernieuwing en modernisering. Bovendien wordt de Kerk constant geteisterd door vreselijke schandalen van kindermisbruik. En wat haar evenzeer teistert, is dat ze altijd opnieuw haar eigen wetten opdringt. Voor haar telt blijkbaar niet die ene wet van Jezus: Bemin God bovenal en uw naaste zoals uzelf, maar haar eigen wetten van oordelen en veroordelen. De bekende Duitse kardinaal Reinhard Marx is door dat alles zozeer ontgoocheld en verontwaardigd dat hij ontslag heeft genomen. De Kerk ‘zit op een dood punt, en dat is helemaal haar eigen schuld’, zegt hij. Laten we bidden dat wij en heel de Kerk dat dode punt zouden overwinnen. Dat we dus een boom zouden zijn waarop alle mensen welkom zijn, ook mensen van andere geaardheid, andere gedachten,  andere rassen. Zo’n boom. Een boom van liefde, rust, vrede, vreugde. Een boom zoals Jezus een boom was en is. Amen.