Onze opdracht: Gods wil vervullen!

Beste vrienden,

Ook in het leven van Jezus waren er veel conflicten. En het is vooral pijnlijk wanneer er een conflict ontstaat met diegenen waarmee je zeer nauw verbonden bent. Dat gebeurde tussen Jezus en zijn familie, die bezorgd waren over zijn houding tegenover de religieuze overheid en de schriftgeleerden. Ze konden Hem en wat Hij deed steeds minder begrijpen en accepteren. Hoe kwam dat toch? 

Bij Marcus lezen we dat Jezus de Messias is, vervuld van Gods Geest, gezonden om al predikend en genezend het rijk Gods op aarde te verkondigen. En volgens Jezus eigen woorden gebeurt dat door de bevrijding van de mensen uit de verslavende greep van de goddeloze machten.  

Jezus werkt niet alleen, Hij is geen solist, Hij verzamelt mensen om zich heen. Buiten de twaalf die Hij zelf heeft geroepen zijn er nog velen die Hem volgen, die naar zijn woorden luisteren en Hem om hulp vragen.  Op de vraag waarom zijn leerlingen niet vasten, zoals de leerlingen van andere rabbi’s, antwoordt Hij: Huwelijksgasten vasten toch niet wanneer de bruidegom zijn intocht heeft gehouden. Jezus‘ leerlingen leven met grote verwachting en vreugde. Een Messiaanse vreugdetijd!  Maar tegelijk ervaren ze hoe stresserend het leven in Zijn nabijheid is, omdat de mensen Jezus altijd weer volledig in beslag nemen. Er blijft meestal zelfs niet genoeg tijd over om te eten.   

Met verbazing, en daarna zelfs met onbegrip, hoort Jezus‘ familie over zijn prediking, zijn handelen en zijn welzijn. Vanuit hun waarneming is het leven van de eerstgeborene helemaal uit de hand gelopen. “Hij moet gek zijn geworden“ luidt hun oordeel. Uit bezorgdheid maken ze zich op om Jezus van zichzelf te redden. Ze willen Hem terug naar huis halen, desnoods met geweld!   

Uit dit conflict blijkt dat er tussen Jezus en zijn familie een kloof is ontstaan die niet meer gewoon met een “laten we even met mekaar praten” overbrugd kan worden. Het ganse gezin, moeder, alle broers, en volgens een andere overlevering ook zijn zussen, zoeken Jezus. Zij willen de oudste zoon, die sinds het overlijden van Jozef ook het hoofd van de familie is, terug naar huis halen waar Hij hoort. Zeker, ze weten dat Hij weldoende rondgaat, maar de rechtsgeleerden en de Farizeeën hebben hen gezegd dat Hij de grenzen van Gods geboden voortdurend met de voeten treedt: Hij vergeeft zonden, neemt iemand met een slechte naam, Mattheus, een ontvanger van belastingen nog wel, als leerling aan, gaat met figuren van twijfelachtig allooi zoals Zacheüs aan tafel, geneest zieken op de Sabbat en beweert dan ook nog dat Hij op die manier Gods wil volbrengt. Hij laat zich door niemand terechtwijzen en negeert gewoon alle kritiek. Om die redenen hebben de Farizeeën en rechtsgeleerden al besloten dat Hij moet sterven. Zijn dat niet genoeg redenen om Hem terug naar huis te halen?   

Zeer ongerust trekt het ganse gezin van Nazareth naar het meer van Genezareth. In het kleine vissersdorp Kapharnaum vinden ze Hem. Hij verkondigt zijn leer in het huis waar hij verblijft. De mensen zitten dicht gedrumd om hem heen. De familie stuurt iemand naar binnen om Hem te roepen. Iemand roept Hem toe: “Uw moeder en uw broers staan buiten en vragen naar u!” Wat Jezus op dat moment ook doet, Hij zal moeten onderbreken, want je moeder kan je niet laten wachten.  

Maar Jezus heeft geen haast, Hij stelt daarentegen een verrassende vraag: „Wie zijn mijn moeder en mijn broers?”  Hij kijkt de mensen om zich heen in de ogen, en zegt dan: „Jullie hier zijn mijn moeder en mijn broers! Al wie Gods wil doet is ook mijn broer, mijn zus, en mijn moeder!“

Jullie zijn mijn moeder, mijn broers en zussen!  Wablief?

Hier gaat Jezus even op afstand van zijn eigen familie, want zij willen Hem verhinderen om zijn boodschap verder te verkondigen. Ze doen dat wel uit grote bezorgdheid om zijn leven, maar ze vormen daardoor een hindernis voor het verdere verloop van zijn missie in het leven. Daarom distantieert Jezus zich van zijn moeder, broers en zussen. En op hetzelfde moment schept Hij een nieuwe verbondenheid met al diegenen die Hem volgen en Gods wil doen. En wie zijn dat?

Hoofdzakelijk het gewone volk. Want voor de elite, de Farizeeën en de schriftgeleerden, is Jezus door de duivel bezeten en moet Hij sterven omdat Hij voortdurend het gebod van de Sabbat overtreedt. Voor het gewone volk daarentegen is Hij een man die van God komt. Ze vinden hulp en genezing bij Hem en de boze geesten die Hij uitdrijft vallen voor Hem neer en bekennen: “Gij zijt de zoon van God”, wat Jezus hen ten strengste verbiedt te zeggen.

Kan Jezus zijn aanspraak op het Messias-schap hard maken? Hij verantwoordt die aanspraak met argumenten. Wanneer de schriftgeleerden Hem voor bezeten door de duivel houden weerlegt Hij dat met: Het rijk van de Satan kan niet bestaan wanneer het zichzelf bestrijdt. Jezus motiveert zijn aanspraak door zijn mensenbevrijdend handelen, en door zijn liefdevolle omgang met al diegenen die geen toegang tot God hebben. Wanneer Jezus door de Farizeeën en schriftgeleerden wordt aangevallen omdat Hij omgaat met zondaars en tollenaars zegt Hij: Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar wel de zieken. Ik ben niet gekomen om de mensen waarbij alles in orde is uit te nodigen voor het rijk Gods, maar wel al diegenen die God de rug hebben gekeerd.

Over het geheel bekeken is Jezus’ aanspraak gegrond door zijn sterven aan het kruis, zijn verrijzenis, en door de getuigenis die door zijn Geest in de harten van diegenen wordt afgelegd, die Hem hun vertrouwen schenken. (Rom. 8, 16).

Jezus en de zijnen: tussen wie binnen staat en buiten, wordt een scheiding zichtbaar, die met de persoon van Jezus zelf te maken heeft. Komt Hij werkelijk van God? Kan Hij daarom echt de Messias zijn? Komt het er dan op aan Hem te volgen om Gods wil te doen? Zijn eigen familie struikelt over die vraag en de Farizeeërs en schriftgeleerden zijn buiten zichzelf van woede en willen Hem uit de weg ruimen. Maar de noodlijdenden, de paria’s, de uitgestotenen, al diegenen die zich uit nood niet aan de wet kunnen houden, die zoeken Hem op, en lopen Hem na. Die scheiding zien we doorheen de ganse kerkgeschiedenis tot op vandaag tussen diegenen die de waarheid in pacht menen te hebben en diegenen die beseffen dat God, door het Evangelie van Jezus’ leven, dood en verrijzenis, alle mensen redt die Hem hun vertrouwen schenken. Het is dan ook de voornaamste opdracht van de Kerk, dus van ons allemaal, om de mensen vertrouwen in Jezus Christus en in zijn leer te geven. Door dat vertrouwen worden ze gered en krijgen ze een nieuw, bevrijd en hoopvol leven.  

Binnen of buiten – waar ligt de grens?  Al onze criteria om dat onderscheid te maken moeten voorlopig blijven. Het komt er voor ons, christenen, toch alleen maar op aan, dat we in Jezus’ spoor lopen, naar Hem luisteren, van Hem leren, en doen wat God wil. Jezus plaatst ons in gemeenschap met God en verbindt ons onderling tot een gemeenschap van christenen. Maar een dergelijke gemeenschap is niet alleen verfrissend en opbouwend, maar soms ook ontgoochelend. Zonder het terugschroeven van de eigen wensen en de bereidheid om ook de lasten van anderen mee te dragen, zal het niet gaan.

Tot slot: Het onbegrip tussen Jezus en zijn familie heeft niet lang geduurd. Lucas vermeldt in de handelingen van de Apostelen dat Maria en de broers van Jezus ook deel uitmaakten van de eerste christelijke gemeente. Jezus’ broer Jacobus (niet die andere Jacobus, de zoon van Zebedeus) was later één van de zuilen van de oer gemeente in Jeruzalem. Vermoedelijk is Jezus na het onderricht aan de mensen om Hem heen, naar buiten gegaan om Zijn familie te begroeten. Duidelijke woorden vereisen geen liefdeloos gedrag. Wanneer wij christenen een meningsverschil hebben, geeft dat ons niet de toelating om ons liefdeloos te gedragen. Ook niet om anderen te veroordelen.

Wanneer we met sommige mensen echt niet kunnen, dan kunnen we elk onze eigen weg gaan, maar we mogen de andere niet liefdeloos oordelen. Oordelen moeten we aan de Heer overlaten, ook het oordeel over ons zelf. Hem kunnen we voor een objectief en rechtvaardig oordeel vertrouwen.

Wij moeten alleen naar best vermogen trachten om zijn wil te doen, en dat doen we best door Jezus voorbeeld te volgen en zijn blijde boodschap uit te dragen.  Amen