2e zondag in de vasten A (2008)

Het is niet de eerste keer dat we horen dat Jezus een berg opgaat. Dat verwijst altijd naar een bijzonder gebeuren. We herinneren ons nog enkele weken geleden: Jezus heeft zijn apostelen gekozen (Matteüs 6) en gaat de berg op voor zijn grote ‘inaugurale rede': de Bergrede.

Op een crisismoment - het verhaal van vandaag - trekt Hij een hoge berg op. Zijn kruisdood gaat door op de Calvarieberg. Helemaal op het einde van het evangelie bij de Hemelvaart waarbij Hij zijn leerlingen de wereld inzendt staat Hij op een berg in Galilea.

In het Oude Testament komt dat ook heel vaak voor. Bijna altijd heeft dat iets te maken met een Godsopenbaring: Mozes op de berg Sina ; God woont op de heilige berg Sion enz. Dat is wat ik zou kunnen noemen de grote context. De berg heeft in de Schrift een speciale betekenis. Het heeft gewoonlijk iets te maken met een ontmoeting met God. - Ik wil er nogmaals op wijzen dat we hier te doen hebben met oude teksten waarin symbolen een grote rol spelen. Belangrijk is niet het verhaal over een berg. Wel: dit verhaal heeft iets bijzonders. Het heeft iets met God te maken.

Laten we het eens hebben over de onmiddellijke context, t.t.z. het verhaal dat ons hier bezig houdt.

Klaarblijkelijk heeft Jezus problemen. Hij beseft dat zijn levensweg een lijdensweg zal worden. Het onmiddellijke succes brokkelt af en de tegenstand groeit, zelfs bij zijn leerlingen. We kennen het verhaal van Jezus die zijn hart wil opluchten en aan de apostelen vertelt wat Hem te wachten staat: dat hij zou moeten lijden. Petrus zal zich daartegen heftig verzetten. Jezus echter zal hem terechtwijzen: Ga weg van Mij, Satan... Ik zou bijna durven zeggen Jezus en Petrus ruzie maken met elkaar.

Wat doet Jezus dan? Hij gaat de berg op om met God te overleggen. Dat wil met anderen woorden zeggen: om te bidden. Hij doet dat dit keer niet alleen. Hij neemt Petrus, Jakobus en Johannes mee, dezelfde leerlingen die later bij Hem zullen zijn in Getsemani, de hof van Olijven. Zij zullen immers delen in zijn strijd voor het leven. Zij gaan het allemaal meemaken. Hij wil ook dat ze delen in het overleg met God, dat zij delen in zijn gebed.

Tijdens dat overleg - dat gebed - op de Taborberg krijgen zij een visioen. Zij krijgen plots inzicht in iets: het lijden door Jezus voorzien, zal niet het einde zijn. Let nu op de beeldspraak: ze zien Hem met helder witte kleren, zo wit als sneeuw. Later, wanneer Maria Magdalena bij het graf komt ziet ze een engel met een kleed zo wit als sneeuw... die de verrijzenis verkondigt.

Zijn gelaat straalt als de zon... In Matteüs 13, 43 wordt aan de rechtvaardigen gezegd dat ze in het rijk Gods zullen stralen als de zon... Dat is de toekomst van Jezus: het lijden is niet het einde. Over de dood heen staat het leven in overvloed.

Het moet een goed gevoel gegeven hebben, nogal wat anders dan toen Jezus zijn lijden voorspelde. Petrus wil zich installeren. Hij is zeker van het succes: laat ons hier drie tenten bouwen... Maar dat duurt niet lang. Een lichtende wolk plaats zich tussen Jezus en de leerlingen. Heel vaak in de bijbel verschijnt God in het beeld van een lichtende wolk. De apostelen zijn in contact met God, zou ik haast zeggen. De apostelen ervaren dat Jezus de welbeminde Zoon van God is en dat ze best doen met naar Hem te luisteren. Het is dezelfde openbaring als bij de doop aan de Jordaan. Ze worden er aan herinnerd.

Het gebruikte beeld doet vermoeden dat de apostelen een geweldige, onuitsprekelijke ervaring hebben meegemaakt. Een top-ervaring waaraan ze zich zullen kunnen optrekken. Mensen noemen dat wel eens een Tabor-ervaring.

Heel vlug worden ze dan terug tot de alledaagse realiteit gebracht. Jezus raakt hen aan en nodigt ze uit terug te keren naar de vlakte, naar de gewone gang van zaken. Ze praten onderweg allicht over wat ze meegemaakt hebben, maar Jezus vraagt hun het aan niemand te zeggen. Het zou ten andere geen zin hebben. Het is immers een Godservaring die ze hadden. Alleen wie God kan ontmoeten, zou er iets van kunnen snappen. Alleen zij die mee de Taborberg opgaan, kunnen dat geheim kennen. Zij gooien het niet kwistig rond. Voor anderen zou dat dwaasheid zijn of misschien sensatie. Jezus houdt niet van het wondergeloof. [Denk aan het evangelie van vorige zondag met de bekoringsverhalen.]

Eigenlijk leven wij allemaal met dat geloofsgeheim. Om er echt in te kunnen geloven moeten we ook de berg opgaan van de Godsontmoeting. En dat doen we bijvoorbeeld hier in deze kerk door samen te bidden en op zoek te gaan naar God, Hem biddend ontmoeten. We doen dat ook door tijd te maken om ons te verdiepen in woorden uit het evangelie. Dat is ook een Godsontmoeting.

We hebben allemaal ook wel eens een topmoment nodig om inspiratie te putten en te krijgen. Soms is een viering in gemeenschap in onze kerk zo'n top moment. Soms kan dat een ontmoeting zijn met iemand. We hebben dat nodig om te kunnen leven in overvloed, om leven te kunnen geven in overvloed. Lijden en dood zijn niet het einde. Over de dood heen is er leven in overvloed. Dat is een geweldig optimistische levenshouding. Geloven in Jezus Christus heeft dus wel iets en zelfs veel te maken met de kruisdood van Goede Vrijdag. Maar het is voor alles een verrijzenisgeloof.

Ik wens jullie veel tabor-momenten om het leven - met z'n ontgoochelingen en problemen - aan te kunnen zoals het is wetend dat lijden en dood niet het einde zijn. Aan de overzijde staat God op ons te wachten