Zusters en broeders,
In de eerste lezing hoorden we het ronduit fantastische verhaal over hoe de heilige Geest de apostelen bezielde. Een bruisende wind waaide door het huis waarin ze zich bevonden, een wind die even krachtig was als de levensadem van God bij zijn schepping. Vurige tongen zetten zich neer op ieder van hen. Een krachtig vuur dat niet vernietigde, maar het verlamde hart van de apostelen in vuur en vlam bezielde, zodat ze zich niet langer als angsthazen opsloten, maar naar buiten stormden en onbevreesd vertelden over Jezus, en over zijn Vader in de hemel die geen God is van oordeel en straf, maar van liefde en vrede. En vanwaar de mensen die op het gedruis waren afgekomen ook kwamen, ze hoorden de apostelen spreken in hun eigen taal. Geen taal van grote woorden en dwingende eisen, maar een taal van liefde, van vrede, van vreugde, van respect. Een taal die voor iedereen verstaanbaar was. Want Jezus’ Geest werkte in de apostelen, en deed hen de weg vinden naar God. Een weg die langs alle rassen en standen en volkeren liep, want God is de schepper van alle mensen.
Zo werkte de heilige Geest in de apostelen, en zo werkt Hij ook in ons. Hij is bij ons doopsel niet met veel gedruis, maar in liefdevolle stilte bij ons binnengekomen. En ook al ondervinden we dat niet altijd, Hij tracht ons met Jezus te verbinden, zodat we de weg vinden naar God en naar elkaar. Hij geeft ons gaven en talenten om te dienen en op te bouwen. Hij geeft ons woorden om vredevol te spreken en moed om te getuigen. Hij inspireert ons om lief te hebben en vrede te brengen in een wereld die vaak verdeeld is. En Hij zet ons aan om te vergeven, want liefhebben is onmogelijk als we niet kunnen vergeven. ‘Als gij iemand zijn zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, maar als gij ze niet vergeeft, dan zijn ze niet vergeven,’ zegt Jezus. Want als je niet vergeeft, wordt wrok sterker dan vergeving en haat sterker dan liefde. Dan wordt een liefdevol en zalig leven onmogelijk.
Zoeken naar liefde en vrede: dat is de opdracht die de Geest ons geeft. Allen zijn we gedoopt, dus streven we allen naar een vervulling van het Koninkrijk van God. Dat heerlijke Koninkrijk van liefde, vrede en vreugde. Dat dit niet altijd gemakkelijk is, weten we. Soms leven we alsof we de kracht van de Geest niet hebben ontvangen. We laten ons dan meeslepen door onze eigen plannen, we raken verstrikt in de zorgen en uitdagingen van het leven en hebben geen aandacht voor een goddelijke Helper die ons altijd bijstaat. En wellicht kunnen we niet altijd geloven dat die Geest ook in onze medemensen werkt, want zij zijn soms zo anders dan wij, en ze doen en denken ook anders dan wij.
Het is een problematiek die al onder de eerste kristenen de kop opsteekt. Dat merkten we in de tweede lezing. Onder de kristenen van Korinthe heerst een zeker wantrouwen, omdat ze niet allen hetzelfde denken en hetzelfde doen. Het is tegen die tweespalt dat Paulus reageert: ‘Er zijn verschillende gaven, maar slechts één Geest. Er zijn vele vormen van dienstverlening, maar slechts één God die alles tot stand brengt’, zegt hij, en daarmee beklemtoont hij dat verscheidenheid normaal is, want dat ze deel uitmaakt van de schepping van God de Heer. Maar ze staat de eenheid niet in de weg, integendeel, ieders inzet is geïnspireerd door één Geest, door één Heer.
Zusters en broeders, Pinksteren is geen feest dat maar één dag duurt, maar een feest dat nooit voorbijgaat, want iedere dag blijft de heilige Geest werkzaam in ons en in de wereld. Wat zou het goed zijn als dat geloof in ons zou groeien: het geloof dat we er nooit alleen voor staan, dat we altijd op de hulp en de inspiratie van de heilige Geest kunnen rekenen, zodat we ons echt inzetten om elkaar lief te hebben, om elkaar te dienen, om er te zijn voor God en voor elkaar. Amen.