Paaswens (2002)

Wij zeggen van iemand dat hij 'opstaat' wanneer hij op eigen kracht van een zittende of liggende houding overeind komt. Als dat gebeurt vanaf een bed of een stoel, noemen we het eenvoudig 'opstaan', gebeurt het vanuit een situatie van onderworpenheid, dan noemen we het 'opstand' en gebeurt het vanuit de dood, dan spreken we van 'opstanding.' Omdat de dood het meest definitief lijkt te zijn van al die horizontale toestanden, hebben wij aan de ontkenning daarvan het zwaarste karwei en is de verrijzenis voor ons het meest onbegrijpelijke wonder. Waarom ontkennen wij een geschiedenis lang de dood of vergelijken we die met de slaap waaruit we elke morgen weer opstaan? We hebben daar blijkbaar een dwingend motief voor dat niet helemaal samenvalt met de gehecht-heid aan het eigen bestaan. Zullen we het liefde noemen? Als wij van iemand houden, doen we dan wel iets anders dan het bestaan van die persoon zo absoluut bevestigen dat wij die niet meer uit ons eigen bestaan kunnen weg-denken? 'Van iemand houden', zei Gabriël Marcel, 'is zeggen: jij zult niet dood gaan.'

Een volle kerk.... De eerste lente-vollemaan staat aan de hemel buiten. Het licht is zwak. In de kerk is het donker. Daar wordt iets aan gedaan. Een geestelijke is achterin de kerk bezig met vuurstenen.. Ademloos kijkt iedereen toe hoe aan een klein vuurtje een grote kaars wordt aangestoken. 'Licht van Christus' wordt gezongen driemaal .. steeds hoger. Het licht verbreidt zich van de paaskaars uit heel de kerk in....

Dan gaan we lezen: 'God sprak: er zij licht! En er was licht.' Het duister is verdreven: God dank! Is dat zo ?
We lezen het scheppingsverhaal verder. Het water wordt aan de kant geschoven: er komt land in zicht! De aarde, goed land om op te wonen. Het land wordt aangekleed met groen gewas. Vogels vliegen langs het hemelgewelf, de wateren worden gevuld met allerlei wriemelend leven en dieren lopen op het veld. Alles prachtig maar één ontbreekt: de mens. Hij komt! Hij/zij wordt naar Gods beeld geschapen. Er kan een nieuw begin gemaakt worden. God kan uitrusten nadat Hij/Zij gezien heeft dat het zeer goed was. Is dat zo?

We kijken naar Israël, Afghanistan, Afrika, naar ons eigen land. We horen geruchten van oorlog en zien hoe mensen elkaar de dood aandoen. We horen hoe mensen in de bloei van hun leven door ziektes worden geveld en sterven. Is alles goed?
De verhalenserie in de kerk gaat door. Over het volk Israël in slavernij. Hard is de hand van de verdrukker; de verlossing lijkt ver. Maar de verlossing komt!

In de lente gaat Mozes als gezant van God, het conflict aan met de farao en hij mag zijn volk voorgaan naar een nieuwe toekomst. Geen zee gaat God te hoog...

Daarna horen we het visioen van Ezechiël die honderden jaren later leefde. Het volk was, na enkele gelukkige eeuwen in en rond Jeruzalem, in ballingschap gevoerd. De levenden waren als doden. In Ezechiëls visioen richt een ruisende stormwind de dode karkassen van de mensen van Israël weer op. Veel om te verwerken. Moeilijk te geloven. Daarom knielen wij in de kerk na dit verhaal allemaal neer en bidden alle heiligen om hulp..

Als hemels antwoord klinkt dan het paasevangelie. Laat na de Sabbath, tegen de eerste dag der week, gaan enkele vrouwen op weg naar het graf. Hun vriend was gestorven.. alles donker.
Maar: de zon gaat op! Het is als in het scheppingsverhaal, op die eerste dag van de week toen God zei: 'daar zij licht '. Een jonge man bij het graf zegt: 'waarom zoek je de levende bij de doden.' Jullie leidsman en vriend leeft.. Hij gaat voor je uit. Hij is aan de dood ontsnapt.

En of we nu diepgelovig zijn, sceptisch of agnostisch, als het grootste wonder dat we maar kunnen bedenken is de opstanding nooit een vanzelfsprekende aangelegenheid. De gedachte daaraan of het geloof daarin is eerder een verzet tegen elke vorm van vanzelfsprekendheid.


Mogen we zo samen Pasen vieren:
geen vanzelfsprekendheid dus maar het kan!

Zalig Pasen, goede dagen!