Een brief uit het Huis van Troost verwijst naar een gedicht van Guido Gezelle.
Hij hoort in de lente de vogels kwetteren, maar hij mist de nachtegaal.
Waar is deze vogel om ons te troosten?
Het is zonnig en er waait soms een gure wind.
De magnolia heeft gebloeid en is al uitgebloeid.
De krokussen waren er iets te vroeg
“Un tout petit crocus blanc,
se croit déjà au printemps
il montre le bout de son nez
il va falloir le surveiller
lui expliquer que c'est trop tôt
qu'il ne fait pas encore beau ...".
Toch, de natuur is schoon, en dit in elk seizoen. We horen in februari en maart al de vogels schuifelen zoals Guido Gezelle het zou gaarne had. “'k Hoorde zo geern de vogeltjes schuifelen.” Het zouden de laatste woorden zijn geweest van de West-Vlaamse priester-dichter.
Pasen 2020, zo verschillend van de vorige
Bloemen en planten lijken niet te beseffen hoe erg mensen nu lijden in deze tijden van de corona-pandemie. Ze is er ten alle kanten. Wij beseffen wat we wellicht waren vergeten dat we broos zijn, dat ik niet alleen leef in deze wereld., dat het al met al is verbonden.
Het lijkt erop dat Goede Vrijdag dit jaar de ganse Goede week overheerst en zelfs de paasvreugde verdringt. Het is hard te sterven als de lente komt (Jacques Brel).
Meer dan anders drongen woorden uit de Vastentijd tot ons door. Het werd een tocht door de woestijn met zware beproevingen. Het veldhospitaal, waar paus Franciscus rekent op de aanwezigheid van de kerk, nam in omvang toe.
De doodsangst van Getsemane is gedeeld met velen die tijdens deze lockdown eenzaam zijn gestorven.
Verlatenheid
De Stille zaterdag is uitgedijd over gans de wereld.
Dé harde klacht van Jezus op het kruis lijkt sterker dan het alleluja.
“Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”
Velen hebben angstig deze kreet herhaald.
Een aantal vinden er een aanzet in om Gods bestaan te negeren.
De Ier Peter Rollins en anderen nemen de Godverlatenheid van Jezus aan het kruis als uitgangspunt voor een radicaal christendom (F De Lange, En God sprak: ik besta niet, in Trouw, 11 juni 2016).
Wanneer Jezus de geest gaf op het kruis, kwam hij bij de Vader. In het evangelie van Johannes is het kruis van Jezus zijn verheffing en verheerlijking;
Maar het duurt nog eer zijn heerlijkheid en zijn verrijzenis duidelijk werd voor zijn leerlingen. Mattheus heeft de meeste aplomb wanneer hij de paasmorgen aankondigt. “Plotseling ontstond er een hevige aardbeving en een engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette, zich daarop neer” (Mt. 28,2). De engel verkondigt de verrijzenis van Jezus. Wij zien de weggerolde steen, maar wij zien Jezus niet verrijzen. Het open graf is al een teken van hoop, maar Jezus zien we niet onmiddellijk. De eerste Paasdag was geen onmiddellijke doorbraak. Er was aarzeling die dag. Het heeft wat geduurd eer de apostelen konden geloven dat Jezus leefde. Tot op het einde van het evangelie van Mattheus zijn er leerlingen die twijfelen (Mt. 28,17).
De Emmaüsgangers hebben moeten wachten tot de avond van Pasen om bij het einde van hun tocht echt te beseffen dat Jezus als de Verrezen onder hen aanwezig is. Meer dan de andere jaren zijn we compagnons van het koppel op weg naar Emmaüs en vragen samen met hen naar de zin van dit alles. Waarom overkomt ons deze wereldwijde ramp?
De man met de gewonde zijde
We zijn dicht bij Thomas, die ons op Beloken Pasen aanspreekt, en die door de wonden aan te raken Jezus ontmoet.
We zagen schoonheid verdwijnen. Brand vernietigde vorig jaar in Parijs de gotische kathedraal Notre Dame. De reliek van de doornenkroon kon gered.
De luchtaanval op Dresden in februari 1945 vernielde de stad en de Frauenkirche. Ze is na de Val van de muur heropgebouwd. Symbool van verrijzenis.
Branden hebben bossen vernield in het Amazonegebied en in Australië.
Duizenden mensen blijven op de vlucht. Velen zijn dakloos.
Pasen neemt de wonden niet weg. Tomas Halik reflecteert erover in zijn boek Geduld met God en dit andere boek: Raak de wonden aan. (Over Tomas Hailk, Stijn Van den Bossche, Omgaan met Gods mysterie in geloof, hoop en liefde Tertio, 1049, 18 maart 2020).
Christus verrezen behoudt zijn wonden. Hij wordt afgebeeld met de doorboorde zijde en de wonden in handen en voeten.
Het kruis van Jezus is een bron van hoop. Ave crux, spes unica!
We vinden bij hem de man die als dienaar naar anderen toegaat.
Wij geven de hoop niet op dat de zon van Pasen zal opkomen.
‘k Hoore u nog niet,
o nachtegale, en
de paaschzunne zit
in 't oosten;
waar blijft gij zoo lange,
of hebt gij misschien
vergeten van ons
te troosten?
't En zomert, 't is waar,
't en loovert, 't en lijdt
geen bladtje nog uit
de hagen;
't zit ijs in den wind,
't zit sneeuw in de lucht,
't is stormen, dat 't doet,
en vlagen.
Toch spreeuwt het en vinkt
het luide, overal;
de merelaan lacht
en tatelt;
het muscht en het meest,
het koekoet, in 't hout;
het zwaluwt en 't zwiert
en 't swatelt.
Waar blijft hij zoo lang;
de nachtegale; en
vergeet hij van ons
te troosten?
't En zomert nog niet,
maar zomeren zal 't:
de Paaschzunne zit
in 't oosten.
Waar de zon binnenkomt, verdwijnt de koorts. Maar met Pasen zijn nog niet alle wonden genezen. De geneesheer is in ons midden en heeft de hand, het hart en het hoofd van velen nodig om te helen, te troosten, te genezen, te herstellen.
Op Palmzondag kwam Jezus ons tegemoet, gezeten op een ezel. Tijdens de Goede Week was hij onder ons als het lam. Zo had Johannes de Doper hem aangekondigd. Als een lam werd hij naar de slachtbank geleid. Wanneer het paaslam wordt geslacht, sterft hij aan het kruis. Hij is het lam dat de schapen redt. Hij werd geofferd, maar overwint de dood. Zo heeft Van Eyck het uitgebeeld op het retabel van het Lam Gods in de kathedraal van Gent. De paassequentie Victimae pascali was hem allicht niet onbekend. Op Pasen kijken we op naar het lam, doorstoken en toch rechtop.
Wij begroeten het Lam dat ons aankijkt als de overwinnaar en wij bidden om zijn ontferming. Tu nobis, victor rex, miserere.