Ons paaslam is geslacht (2011)

Speelt Pasen mee in het gewone leven?  Bij Paulus in ieder geval.  Hij weet zich door de levende Christus geroepen als apostel (1 Kor. 1,1).

Hij brengt in zijn brief aan de Korintiërs Pasen een eerste keer ter sprake wanneer hij de mistoestanden in Korinte aanklaagt.  Paulus zegt zijn mening over iemand die in ontucht leeft met zijn stiefmoeder en opspraak verwekt (Kor. 5, 1-6).  Paulus neemt het niet dat de gemeente dit duldt.  Hij hekelt de Korintiërs om hun laksheid en zelfvoldaanheid.  Paulus heeft een grote droom over zijn gemeente.  Hij wil er de zonde uitbannen en er voor zorgen dat ze goed leven.  Pasen moet hen er toe aanzetten om te leven als nieuwe mensen.

Hij geeft in drie zinnen de betekenis en de invloed weer van Pasen.  De liturgie reikt ons deze tekst aan in de tweede lezing op Pasen. “U hebt geen enkele reden om zo zelfvoldaan te zijn.  Weet u niet dat al een beetje desem het hele deeg zuur maakt?  Doe de oude desem weg en wees als nieuw deeg.  U bent immers als ongedesemd brood omdat ons pesachlam, Christus, is geslacht.  Laten we daarom het feest niet vieren met de oude desem van kwaad en ontucht, maar met het ongedesemde brood van reinheid en waarheid” (1 Kor. 5,6-8).

Pesach is het Joodse woord voor Pasen.  Het betekent overgang.  In de nacht van de uittocht aten ze in aller haast een geslacht lam, waarvan het bloed op hun deurposten was aangebracht.  In herinnering aan de uittocht zijn ze dit blijven doen.  Zij denken ook aan het offer van Abraham, die op de berg Moira een ram had geslacht.  Joden eten op Pasen het paaslam, zoals een aantal christenen dit ook doen.  Op het moment dat de lammeren werden geslacht, werd Jezus gekruisigd.  Voor zijn volgelingen is hij het nieuwe paaslam, dat door zijn dood redding heeft gebracht.  Het lam is een beeld van onschuld.  Hij maakt de overgang en de doortocht mogelijk.  Christenen vieren met Christus, hun Paaslam, het feest van de bevrijding. 

Hij is de lijdende dienaar, die als een lam naar de slachtbank wordt geleid (Jes. 53,7).  Johannes de Doper duidt in het Johannesevangelie Jezus aan als het lam dat de zonden van de wereld op zich neemt (Joh. 1,36).  Hij is het lam op de troon in het boek van de Openbaring (Op. 5,6-14).

Paulus mag veronderstellen dat zijn lezers kennis hebben van de Joodse gebruiken.  Joden verwijderden rond Pasen de oude desem uit het huis.  Elk kruimeltje gerezen brood moest weg.  Het herinnert aan de haastige vlucht uit Egypte.  Ze konden toen enkel ongedesemd brood meenemen. 

Desem doordringt gans het deeg.  Een beetje zuur kan het geheel verzuren!  Jezus had gewaarschuwd voor de zuurdeeg van Farizeeën en Herodianen (Mc. 8,15).  Voor Paulus waren de mensen met hun zondig leven als slechte desem. 

Het hele christelijke leven wordt met deze beeldspraak van zuurdeeg in het kader gezet van het paasfeest.  Christus ons paaslam werd op Golgotha geslacht en sindsdien vieren de christenen het feest van de ongedesemde broden tot zijn wederkomst” (R. Dean Anderson, 1 Korintiërs, p. 76).

In zijn tweede brief aan de Korintiërs wijst Paulus nogmaals op de nieuwheid, waartoe de Christus van Pasen leidt.  "Zo is iemand die in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is er al" (2 Kor. 5,17).  Dit herhaalt Paulus in zijn brieven aan de Romeinen (Rom. 6,4) en aan de Galaten (Gal. 6,15).

In Athene echter had Paulus ervaren dat mensen daar maar weinig interesse hadden voor de verrijzenis (Hnd. 17,32).  Ook in Korinte bestaat daartegen bezwaren, zeker als het ging over eigen opstanding (1 Kor. 15,12).  Hij wijst hen op wat de kern van het geloof inhoudt (1 Kor. 15,3-9).  Hij heeft dit niet uitgevonden.  Hij doet geen beroep op wat hij zelf rechtstreeks van de verrezen Heer heeft ontvangen, maar geeft weer wat de overlevering inhoudt.  Wij zijn twintig jaar na het heengaan van Jezus.  De kern van de overlevering zegt dat Jezus, die gestorven is en begraven werd, is opgestaan en aan leerlingen verschenen.  Paulus verbindt daaraan de opstanding waaraan de gelovigen zullen delen.  Hij vindt daarin zijn hoop voor het heden en voor de toekomst. 

Paulus moraliseert niet, maar geeft aan dat Christus ons in een nieuwe situatie binnenleidt, waardoor wij verwacht worden anders te leven.  Paulus verkondigt het nieuwe dat met Christus is aangebroken.  Het opruimen van de oude desem diende om plaats te maken voor het nieuwe.  Paulus wendt deze symboliek aan om de nieuwe levenswijze vanuit Pasen te onderstrepen.  Bij de exodus van Jezus, bij de dood van het paaslam en zijn tocht naar zijn Vader, krijgt de traditie van het ongedesemd brood een nieuwe betekenis.  “Omdat Christus, als het Ware Lam, zich heeft geofferd voor ons, kunnen en moeten ook wij als volgelingen, dankzij Hem nieuw voedsel en ongedesemd brood zijn, bevrijd van elk overblijfsel van oude zonden, zonder kwaad en verdorvenheid in ons hart" (Benedictus XVI, paashomilie 12.04.2009).

Pasen is de dag om te danken en te vieren.  De schoonste wijze waarop is leven in reinheid en waarheid, leven doorzichtig en oprecht.  Niet voor een dag, maar elke dag trouw stand houden tot het einde toe (1 Kor. 1,7-8).  Zalig Paasfeest!