Zijn naam openbaren (Joh. 19,6)

 

Tussen Hemelvaart en Pinsteren mogen wij aansluiten bij het volhardend gebed van de apostelen van Jezus, van mannen en vrouwen, van broeders en zusters en dit van Maria, zijn moeder. Ze waren eensgezind samen in de bovenzaal. Ze geven ons zo het schoonste en het meest rustige beeld van hun jonge gemeenschap.

Hogepriesterlijk gebed

De liturgie reikt ons in deze periode het hogepriesterlijk gebed van Jezus aan om samen met de gemeenschap in het cenakel Gods naam bekend te maken. Gelovigen overwegen dit gebed tijdens een Heilig uur of bij een wake op Witte Donderdag.

David Chytraeus (1530-1600), een protestants auteur, gaf aan dit afscheidsgebed de naam van hogepriesterlijk gebed. Al veel vroeger hadden christenen aangevoeld dat Jezus in dit gebed optrad als priester, als Middelaar tussen de mensen en zijn Vader. Hij biedt zichzelf als offer aan in navolging van de zoenoffers in het Oude Testament. Het is best te begrijpen in het kader van het joodse feest van de verzoening Yom Kippur en de voorgeschreven riten in het boek Leviticus ‘Lev. 16 en 23).

“Op die dag van de Yom Kippur verricht de hogepriester de uitboeting eerst voor zichzelf, daarna voor de priesterlijke klasse en tenslotte voor de gemeenschap van het hele volk. Het doel is, na de overtredingen van het voorbije jaar, het volk van Israël het besef terug te geven van zijn verzoening met God, het besef het uitverkoren volk te zijn, ‘een heilig volk’ te midden van de andere volken. Het gebed van Jezus, dat voorkomt in het 17e hoofdstuk van het evangelie volgens de heilige Johannes, herneemt de structuur van dit feest. Jezus richt zich die nacht tot zijn Vader op het ogenblik dat Hij zichzelf ten offer geeft. Hij, priester en slachtoffer, bidt voor zichzelf, voor zijn apostelen en voor iedereen die in Hem zal geloven - de Kerk van alle tijden” (Uit een catechese van paus Benedictus XVI over het gebed, 25 jan. 2012)).

Het evangelie van Johannes is de vrucht van een lange bezinningstijd., “Het vierde evangelie weerspiegelt de langdurige verwerking van het Jezus-feit, in een tegelijk van Joodse en van Griekse zijde beïnvloed milieu, door een uitzonderlijk begaafde gelovige” (L Grollenberg, Nieuwe kijk op het oude boek, p. 357).

Het grote Uur

Het gebed staat in het vierde evangelie. Het komt er na de voetwassing en de afscheidsrede. In dit gebed ligt een uitzonderlijke rust besloten. Het lijkt in contrast met wat nadien gaat gebeuren: de aanhouding, het verhoor, de kruisiging. Anderzijds wordt wat komt geduid als een vervulling, als een verheerlijking. Het is het uur, het grote uur, dat reeds aangekondigd werd bij het optreden van Jezus op de bruiloft in Kana.

Het hogepriesterlijk gebed is een meditatie van Jezus en een meditatie over Jezus. Het geeft aan hoe wij samen met Jezus kunnen bidden.

Er zijn veel manieren van bidden: met ogen open en ogen toe, met opgeheven handen, met gevouwen handen. Er is het gebed in de stilte van ons hart en het gebed dat wij luidop bidden, alleen of met meerdere.

Jezus sloeg zijn ogen ten hemel op. Daarmee, wijst hij op de ruimte waarin en op het uitspansel waaronder zo veel mensen leven, kinderen van een zelfde Vader.

In het gebed staan wij tegenover een Gij, aan wie we alles mogen toevertrouwen, onze vreugde en onze pijn, onze angst en onze zorg, onze verlangens. Wij mogen smeken en danken. Jezus richt zich tot zijn Vader. Hij situeert zich als zijn Zoon. Hij is zich goed bewust wie hij is, maar steeds in afhankelijkheid van en in verbondenheid met de Vader.

Zending volbracht

Hij is dankbaar en tevreden om wat hij heeft mogen doen, om de zending die hem werd toevertrouwd en die hij heeft volbracht. Het is een dankgebed, maar ook een smeekgebed. Jezus bidt voor de toekomst, dat hij mag verheerlijkt worden, dat hij de majesteit mag bekomen die de Vader hem al had geschonken. Het is een gebed, waarin hij bidt voor zijn leerlingen, dat zij mogen standhouden in de wereld, dat ze geheiligd worden in de waarheid en dat zij de eenheid bewaren.

Het hogepriesterlijk gebed drukt de verbondenheid uit van Jezus met zijn leerlingen en zijn zorg om hen.

Dit gebed bevat een verrassende uitspraak. Jezus bidt niet voor de wereld. Volgens hem is het oordeel reeds gevallen en heeft de wereld zich zelf buiten Gods genade geplaatst. God lijkt machteloos voor wie zich voor hem afsluit.

Het gebed van Jezus in het cenakel heeft een band met het Onzevader. Jezus heeft de Naam van zijn Vader geheiligd en bekend gemaakt. De naam wijst naar het wezen en het zijn van een Persoon.

Jezus bidt tot zijn Vader en wijst op de opdracht dit hij te vervullen had en volbracht heeft. Het gaat over het schenken en het ontvangen van leven, van eeuwig leven. Wij leven maar ten volle als wij God kennen en Jezus, zijn Zoon. Dit houdt in dat wij Hem aanvaarden en beminnen als een God, die liefde geeft en het heil van elke mens wil bevorderen.

Jezus had eerder al gezegd dat hij gekomen was als een Goede Herder om leven te geven, leven in volheid.

God kennen

Christenen delen in de opdracht van Jezus om Gods naam bekend te maken, om Hem te tonen in de wereld van vandaag tussen sterren met namen en kleinen zonder naam. Gods naam onttroont valse goden. Het enige dat telt, het enige noodzakelijke is dat wij het eeuwig leven ontvangen dat Jezus ons schenkt. “Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus.”

Gods liefde bekend maken en gestalte geven. Staat dit altijd voorop in het vele dat wij aan elkaar willen aanbieden? Dit is het eeuwig leven! Ik bekijk de medereizigers in de trein en de metro. Wat betekenen voor hen en voor mij de woorden over God en eeuwig leven. Waarmee zijn mensen bezig? Allicht zijn velen onder hen begaan met goede dingen, waar God blij om is. Mensen houden van elkaar, ze geven leven. Een aantal beseffen dat wij niet leven van brood alleen, ze zetten zich in op hun werk, ze zijn niet onverschillig tegenover mensen in nood. Alles wat schoon, goed en waar is, leidt naar God. Wij hopen dat velen de vreugde ontdekken van de stevigheid van het Woord van Christus, van het perspectief dat hij biedt. Hij breekt muren af en doorbreekt de geslotenheidt.

In het hogepriesterlijk gebed is de heilige Geest niet vernoemd. Jezus had voordien reeds over de Geest gesproken. Deze is de helper, die tot ons komt van bij de Vader op het gebed van Jezus (Joh. 14,16).

Het Veni Creator is een oud christelijk gebed. Daarin vragen we dat de Geest mag komen en dat hij ons de Vader en de Zoon doet kennen en laat aanschouwen.

“Maak ons geloof zo vol en schoon dat het de Vader leert verstaan en Jezus Christus, ’s Vaders Zoon, o Geest van beiden uitgegaan.”

Naar een vertaling door Martin Luther (1483-1546).

Met dit gebed sluiten we tijdens deze Pinksternoveen graag aan bij de biddende groep van het cenakel. “Kom Heilige Geest, laat ons de Vader kennen en de Zoon.”