Zijn waar ik ben (2011)

De liturgie in de paastijd leidt ons enkele keren naar de zaal van het laatste Avondmaal.  Ze doet dit trouwens elke keer dat wij eucharistie vieren.

We mogen mee aanzetten of aanliggen en daar luisteren naar de woorden die Jezus er sprak de avond voor zijn heengaan.  Zelfs in de tragiek van het afscheid is bij Johannes het sterke besef aanwezig van het pascha.  Zijn heengaan is een  doorgang en overgang. 

Elk jaar kiest de liturgie teksten uit de Afscheidsrede van Jezus en doet dit in elk leesjaar op de vijfde, zesde en zevende paaszondag.
In een bijbelgids van Averbode met een uitleg over de Afscheidsrede plaatste de auteur Ton Koevoets of de uitgever de afbeelding van het schilderij van Da Vinci, Het Laatste Avondmaal.  In de abdij van Tongerlo is in een afzonderlijk museum de oudste kopie van dit schilderij bewaard.  Het heeft een sterke compositie met groepen van drie en het drukt ingetogenheid en drama uit.

Jezus heeft in het cenakel hoogstwaarschijnlijk niet zo lang gesproken als dat het vierde evangelie laat veronderstellen.  De afscheidsrede omvat drie toespraken en een afsluitend gebed.  Van de eerste rede (Joh. 13,31-14,31) zeggen de exegeten dat ze geschreven is door de auteur van het vierde evangelie.  Voor de tweede en de derde rede spreken exegeten eerder van een relecture.  Dit is teksten herlezen en bekijken vanuit nieuwe achtergronden en andere ervaringen.  De exegeten wijzen op de invloed die de ‘geliefde leerling’ en de gemeente rondom hem zouden gehad hebben.  Deze leest het leven van Jezus, zijn daden, tekenen en woorden vanuit een situatie, waarin ze zich aangevochten voelt.  Ze leeft met de pijn om de breuk met de synagoge.  Zij herkent zich in de blindgeborene, die terug kon zien maar die, omdat hij met Jezus sympathiseerde, uit de synagoge was geworpen (Joh. 9, 22 en 9,35).

We hebben in de afscheidsrede te doen met de woorden van Jezus zoals ze in de gemeenschap van de geliefde leerling zijn verstaan en uitgelegd.  We kunnen eruit leren hoe wij de woorden van Jezus moeten verstaan.  Het evangelie geeft immers aan dat zijn woorden voor ons pas gaan leven, voor ons een ‘openbaring’ worden, als de Geest ze ons weer ‘te binnen brengt’, ze inbrengt in ons eigen zoekende verstaan van ervaringen met het goddelijke leven en in onze wereld.” (Ton Koevoets, De Afscheidsrede, p. 52).

In zijn eerste rede spreekt Jezus over zijn heengaan en zijn aankomen (Joh. 14,1-4) en over het voortzetten van zijn werken (Joh. 14,5-26).  Er gaat een grote rust uit van deze rede.  Ze spreekt niet alleen over de weg van Jezus, maar ook over de weg van zijn leerlingen.

Waar gaan we naartoe?  Hoe dikwijls wordt die vraag niet gesteld.  Je kan ze aan elke mens stellen die onderweg is.  De ene weet waarheen hij gaat en rijdt. Een andere weet het niet, omdat hij ongevraagd mee moet of naar een onbekend land moet uitwijken en asiel zoekt.  Waar gaat de wereld naartoe?  Alweer een andere vraag.  En waar gaan we naartoe als het leven hier eindigt?  “Waar gaan we naartoeIk weet het niet, - zei de paniekman - maar we gaan er snel naartoe.”  Het was diezelfde die zei: “Gisteren stonden wij aan de rand van de afgrond, en vandaag staan we een dag verder.”  Dit is nu geenszins de taal van het vierde evangelie, dat bijna op elke bladzijde verkondigt dat we naar de Vader gaan er met Jezus zullen wonen en nu al zijn leven delen. 

Het geruststellend woord van Jezus dient niet om te sussen.  Het zegt heel veel voor wie in hem gelooft.  Ons Credo kan samengevat in een heel kort zinnetje: “Nooit ben ik alleen.”  Jezus zegt in zijn afscheidsrede dat zijn leerlingen mogen delen in de band die hij met zijn Vader onderhoudt.

Jezus beweert dat er bij zijn Vader plaats is voor velen.  Alweer zo een hoopvol woord.  Dit is wellicht een reden waarom deze tekst graag gebruikt wordt bij een uitvaart.  Hij biedt perspectief voor een definitief thuiskomen.  Jezus deelt zelf de plaatsen niet uit.  Dit komt alleen zijn Vader toe.  Maar hij noemt zich wel de Weg naar de Vader.  Jezus brengt ons tot de Vader.  Het lijkt heel eenvoudig.  Zo vond het althans Teresia van Lisieux.  Ze sprak van de kleine weg en had vertrouwen in de armen van Jezus die ons optillen. 

Daartegenover staat Thomas met zijn vragen.  Hij vindt dat Jezus het te eenvoudig voorstelt.  Hij verwoordt daarmee een aantal onzekerheden van onze tijd.  Wie is die God, die we niet zien?  Wat houdt dat woord in?  God zegt voor een aantal mensen niets meer.  Er zijn zovele die beweren de ware weg te tonen.  Elkeen op zijn manier volgens het gevleugelde woord van Frederik de Grote (1712-1786): “Jeder soll nach seiner Façon  selig werden.”  Hoe weten we welke weg de juiste is?  

Met de gemeenschap van de geliefde leerling geven we krediet aan Jezus.  De christenen in die gemeenschap waren overtuigd zoals deze in andere christengemeenschappen dat Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven is.  Met eerbied voor andere zoektochten willen christenen Hem trouw blijven en niet ophouden de werken te doen, die Jezus heeft gedaan, vooral dit van de trouwe liefde.  Wees niet bang, zegt Jezus.  Je bent op de goede weg, als je Mij volgt.
Het boek van Ton Koevoets, De Afscheidsrede van Jezus is in 2007 uitgegeven bij Altiora /Averbode.