Mag ik u vragen dierbare gasten en parochianen van deze Rozenkranskerk: Syrië, Zuid-Soedan, de Centraal Afrikaanse Republiek, landen die op dit moment brandhaarden zijn, waar verwoesting, dood en verderf heersen, waar mensen hun leven niet veilig zijn en waar vandaan velen wegvluchten en een veilig heenkomen zoeken als 't enigszins mogelijk is; mag ik u vragen dierbare gasten en parochianen: houdt de situatie in die landen, van de mensen daar; houdt die situatie u bezig? Zijn de mensen in uw gedachten? Voelt u zich op hen betrokken? Bidt u voor hen? Doneert u aan hulporganisaties?
Ik stel deze vraag, deze vragén, opdat wij daar als kerkgemeenschap, als mensen die daar deel van uitmaken, bij stil staan, dus niet om u eventueel een zogenoemd, dat beroemde, beruchte "schuldcomplex" aan te praten. Nee. Dat zij verre van mij. Ik vráág 't u slechts, niet meer en niet minder: Syrië, Zuid-Soedan, de Centraal Afrikaanse Republiek. Daar is van alles aan de hand. Mensen maken daar van alles mee. En: hoe betrokken zijn wij? Hoe betrokken bent u?
Wij vieren Kerstmis in alle uitbundigheid in onze schitterende kerk en thuis met muziek en kaarsen en meestal volop te eten en te drinken vermoedelijk. Veel mensen in de genoemde landen verlaten huis en haard. Voelt u zich op hen en hun situatie betrokken? Hoe betrokken bent u? Het is maar een vraag. Het evangelie van deze zondag, op dat zogenaamde "feest van de Heilige Familie"; dat evangelie confronteert ons immers met dat gegeven: Hij, de pasgeboren Jezus, Hij is een kind van vluchtelingen. Hij is één van hen. Hij is één van die talloos vele mensen op aarde die thuis, in eigen land niet veilig zijn; één van die talloos velen wier leven bedreigd wordt. Jozef bracht het kind en zijn moeder naar Egypte, een land waar het in onze tijd voor velen ook geen pretje is om te wonen, zeker voor onze geloofsgenoten niet. De levens en de kerken van de christenen in Egypte worden bedreigd. Vanouds zijn zij echter trots op het verblijf, het veilig heenkomen dat de heilige familie in Egypte vond. En hoe voelen en denken wij over de lotgenoten van die familie in onze tijd? Openen wij hart en hoofd, land, huis, portemonnee voor vluchtelingen? - Laat ieder die vraag tot zich doordringen, er een antwoord op geven en dat antwoord mogelijk bijstellen - mocht Gods Geest, die van Jezus, in haar of in hem dat eventueel vragen.
Een gezin zijn, familie zijn, mensen met elkaar verbonden door banden des bloeds, dáárover worden wij uitgenodigd om vandaag na te denken. Hoe ga je als gezins- als familieleden goed met elkaar om? En in welke omstandigheden moet je het met elkaar waarmaken? Is de familie in goeden doen, welvoorzien? Of is er nood in de familie? Woon je veilig thuis of moet je, of ben je op de vlucht? Uiteraard maken die omstandigheden waarin de familie verkeert nogal wat uit, waarbij ongetwijfeld geldt: in nood leer je je vrienden kennen en leer je ook je eigen familie kennen. Hoe betrokken zijn we op elkaar? Zijn we bereid om elkaar op te vangen, onderdak te verschaffen, emotioneel en als het nodig is ook materieel te ondersteunen? Moet iedereen z'n eigen broek ophouden? In hoeverre gaat dat en kun je dat van mensen in gerede verwachten? In hoeverre dragen we ook elkaars lasten? Ben je er als familie voor elkaar? En hoe werkt dat binnen onze kerkgemeenschap die ook geacht wordt een soort gezin, familie te zijn; een heílige familie nota bene. "(...) laat de vrede van Christus heersen in uw hart, daartoe zijt gij immers geroepen, als leden van één lichaam" - we hoorden 't vandaag bij Paulus, in de voorlezing uit diens brief aan de Kolossenzen.
Hoe ben je familie? Hoe ben je het in de goede zin? In de passages die vandaag uit de bijbel werden voorgelezen worden daarvoor bepaalde aanwijzingen gegeven. Kunnen wij ons in die aanwijzingen vinden? Hebben we er iets aan?
"Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet humeurig tegen haar." Met die aanwijzing van Paulus zullen we het wel allemaal eens zijn.
Maar zijn aanwijzing "vrouwen, weest uw man onderdanig, zoals het christenen betaamt", daarmee heeft Paulus sommigen, misschien velen van ons en zeker de dames meteen in de gordijnen. De Willibrordvertaling van 1995 vertaalt: "Vrouwen, schik u naar uw man". En De Nieuwe Bijbelvertaling: "Vrouwen, erken het gezag van uw man". Onderdanig zijn, zich schikken, het gezag erkennen... Ik ben bang dat 't allemaal weinig uitmaakt en dat men en dat zeker vrouwen op die manier binnen de relatie en het gezin niet met elkaar willen omgaan.
"Kinderen gehoorzaamt uw ouders in alles" drukt Paulus hen op 't hart. En in de eerste lezing, uit het boek Ecclesiasticus oftewel de Wijsheid van Jezus Sirach, daar hoorden we: "De Heer heeft een vader aangesteld over de kinderen en de moeder recht gegeven over haar zonen." Zulke regels passen in de sfeer van een zwartekousenfamilie, christelijk of islamitisch, maar ik ben bang dat ze bij de vrijgevochten Nederlandse jeugd en ook bij de ouders daarvan minder goed vallen. De meeste Nederlandse ouders willen met hun kinderen omgaan op basis van liefde en oprechte persoonlijke betrokkenheid en niet op basis van gezag, eerbied en gehoorzaamheid. En toch... De boodschap of liever gezegd: de wijsheid die ons in de eerste lezing vandaag werd meegedeeld is vooral deze zo dunkt mij: Goed zijn en goed zorgen voor je ouders, daarmee doe je als kind van je ouders ook iets goeds voor jezelf. En ik denk dat dát heel erg waar is. En datzelfde geldt voor allerlei wat Paulus ons op het hart drukt: "bekleedt u (...) met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander", "weest dankbaar". Ja! Dat is christendom... dat is de Geest van Jezus...
Laten we in die Geest dus omgaan met ouders en kinderen. Laten we in die Geest met elkaar omgaan binnen de kerk. Laten we in die Geest ook denken en spreken over en bidden voor en omgaan met vluchtelingen. Jezus was en is één van hen. De "Heilige Familie, Jezus, Maria, Jozef" - het was en is: een vluchtelingengezin. Amen.