Christus Koning A (2011)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Zaterdagmorgen 19 november 2011. Gistermorgen. Het is nog donker. Vanuit de tuin van de pastorie van de Vredeskerk in Amsterdam klinkt klaaglijk gemiauw. Een verdwaalde poes! Een poes in nood. Een poes die vast zit. "Ik wil naar mijn huisje toe, maar ik weet niet hoe ik daar moet komen." Waar is de uitgang?

De herder ligt nog in bed. Hij hoort het miauwen. En hij hééft de impuls om op te staan en om met een zaklamp in de tuin te schijnen. Hij zíet zichzelf al bezig met de kat. Die bevrijden uit z'n benarde positie. Maar ja, waar dan heen met zo'n beest? De buren langsgaan? Laten ze beter op hun poes passen, zodat iets dergelijks niet gebeuren kan ... ! De poes opnemen, minstens tijdelijk, in de pastorie? Ja, maar dat is natuurlijk een gedoe ... En er is nog zoveel anders te doen ... Het miauwen houdt op. En het begint weer. En wat doet de herder?

In het lot van de dieren, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk, daarin herkennen wij het lot van de mensen, daarin herkennen wij onszelf. In de dieren zien we het heel zuiver en puur, onopgesmukt, zonder enige gemaaktheid en gekunsteldheid vóór ons. Honger hebben, dorst hebben, kou lijden, gevangen zitten, ziek zijn, ergens vreemd zijn, niet thuis zijn, niet welkom zijn, in nood zijn. Zie de ijsbeer en zie de poes. En zie het lam dat ter slachtbank wordt geleid (Jesaja 53, 7). Zie de varkens, de kippen en de kalveren in hun gruwelijke mensonterende megastallen.

De bijbel spreekt vaak over dieren. En dan worden daarmee óók en zelfs in de eerste plaats de mensen bedoeld. Ezechiël vandaag, in de eerste lezing: verdwaalde dieren, verlaten dieren, gewonde dieren, zieke dieren. Maar ook: vette en sterke dieren. En dan in het evangelie: die bokken en die schapen.

De eerste kudde die ik vandaag tegenkwam was tijdens een wandeling heel vroeg, in de mist, het was opnieuw nog donker: een zwerm eenden in het water van het Amstelkanaal, aan de Jozef Israëlskade. Ik kwam aanlopen en dat bracht grote opwinding teweeg onder de eenden: een druk gesnater en nerveuze beweging. Ik werd herkend als een potentiële bron van broodkruimels natuurlijk. De eenden zagen in mij een alma mater, een voedende moeder. En ik dacht: ja, dat is ons leven. Of in elk geval is het mijn leven: allemaal mensen die wat van mij willen dan wel verwachten. Ik moest denken aan al die onbeantwoorde e-mails in mijn mailbox, aan mensen waar ik "nog wat mee moet" en misschien ook wel wil; mensen die nog wachten, wellicht, op een initiatief, een bezoek, een belletje van mij ...

Het leven op aarde is eigenlijk één schreeuw en een concurrentieslag om aandacht denk je wel eens. Iedereen wil aandacht. Iedereen wil publiek. En hoe zit het met onze mogelijkheden en onze bereidheid om die aandacht ook te géven? En wie heeft er aandacht voor ons? Iedereen kiest daarin een eigen weg. Iedereen maakt daarin zijn en haar eigen keuzes. Dit wel. Dat niet. Die wél, nu. En die nu niet ... En maak je de goede keuzes? Soms wel, soms niet natuurlijk. Soms zit je met je aandacht midden in de roos en kan iemand of kunnen mensen geweldig verblijd zijn door jouw aandacht, door je komst en door wat je brengt. En soms sla je met je ontbrekende aandacht de plank helemaal mis en laat je iemand of mensen in de kou staan. "Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. De schapen zal Hij aan zijn rechterhand opstellen, de bokken aan zijn linkerhand." En de enen worden "gezegenden" genoemd, de anderen "vervloekten". Maar zo duidelijk en zo zwart-wit is het natuurlijk niet, niet altijd tenminste en dat is maar gelukkig ook. Soms doe je het goed, soms minder goed en soms helemaal níet goed.

Ik ken iemand die heeft ooit echt wóórden met de inmiddels zaligverklaarde moeder Teresa van Calcutta gehad. De aandacht en de zorg die hij iemand wilde geven, vond zij teveel van het goede. Onder het motto "wij zijn er alleen voor de allerarmsten" verbood zij de persoon in kwestie om een oogoperatie als ik het mij goed herinner voor iemand te betalen. Degene over wie ik spreek was boos op moeder Teresa. Ik zal u maar niet vertellen hoe hij haar noemde. Dat zou hier en nu geen pas hebben. En: "Zoiets zeg je niet over een heilige". En: misschien had Moeder Teresa ook wel gelijk ... Want: wat en hoeveel is goed om voor iemand te doen op enig moment? Hoe doseren wij onze aandacht en onze zorg zodat die niet te klein, maar ook niet te groot is, niet te kort en niet te weinig, maar precies goed en kloppend. Waarmee, bij hoeveel en welke aandacht is iemand precies gebaat? Er zijn mensen die dienen zich soms bij je aan, min of meer onder het motto "kijk, hier ben ik, neem de verantwoordelijkheid voor mijn leven maar van mij over". Maar zo werkt het natuurlijk niet.

Jezus vraagt van ons, Hij probeert ons ertoe te inspireren om ook "de gevangenen te bezoeken". Waar moeten wij dan aan denken? Zouden wij ons en masse moeten melden als vrijwilligers bij de Bijlmerbajes? Ik denk dat we bij deze woorden ook mogen denken aan mensen die gevangen zitten in zichzelf, mensen die misschien geweldig verlangen naar contact, maar die het tegelijk blokkeren en afhouden. Waarom? En: Hoezo? Ja, kom daar maar eens achter ... Antoine de Saint-Exupéry schrijft in zijn beroemde boek "De kleine prins"[5] hoe de vos "centimeter voor centimeter" dichterbij iemand probeert te komen. Zo is het. Zo werkt het soms. Mensen zitten soms ingewikkeld in elkaar en vragen soms een heel omzichtige benadering.

Het belangrijkste, veelgeliefden, lijkt het mij om "het" en om vooral elkaar niet op te geven. En om God niet op te geven. Vandaag is het Christus Koning, de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Aanstaande zondag beginnen wij met de Advent een nieuw kerkelijk jaar. De Advent is een "sterke liturgische tijd" zoals dat heet: een tijd die er om vráágt om er een schepje bovenop te doen, op ons geloofsleven. Niet dat slappe, niet de zaak laten verslappen, maar: de rug en de knikkende kniëen recht[6]. Ik vestig aan het eind van deze verkondiging in dit verband maar weer eens de aandacht op het getijdengebed en ook op de doordeweekse missen, hier en in de Rozenkranskerk. Ik voel mij wat daarmee wel eens een roepende in de woestijn. Want sommigen van de gelovigen hier lijken zich daaraan niets of slechts weinig gelegen te laten liggen en lijken het te beschouwen als een privé-hobby van de pastoor en een aantal zonderlingen. Maar die mensen vergissen zich. Het gebed en de liturgie is het hart van de zaak, is het hart van de kerk. Als wij méér en intenser, vuriger en toegewijder zouden bidden, en vooral ook sámen zouden bidden, dan zou het met elk van ons afzonderlijk en met onze kerk- en parochiegemeenschap als geheel béter gaan. Daar ben ik heilig van overtuigd. "Zijn zijn trouw geweest aan de broederlijke gemeenschap en aan het gebed?" vraagt de celebrant aan de peters en meters van de volwassen doopkandidaten tijdens de plechtigheid van de uitverkiezing aan het begin van de Veertigdagentijd. Niet voor niets worden daar die twee zaken mét elkaar genoemd: enerzijds "broederlijke (en zusterlijke) gemeenschap" en anderzijds "gebed". Samen bidden creëert onderlinge betrokkenheid. Maar ik gêneer mij altijd enigzins als ik de vraag aan de peters en meters en doopkandidaten voorleg omdat de reeds en soms reeds lang gedoopten zich aan het beleven van het broederlijke en zusterlijke gebed én van de broederlijke en zusterlijke gemeenschap die er intrinsiek mee samenhangt niet altijd veel gelegen lijken te laten liggen. Misschien vergis ik mij en zie ik het niet goed ... Ik hoop het!

Nou ja, we moeten het ook maar weer loslaten steeds. Iedereen doet hopelijk zijn of haar best en doet het op eigen wijze, levert een bíjdrage op eigen wijze. Er zijn misschien nog méér en andere wegen die hopelijk óók naar Rome leiden. Laatst sprak bij een uitvaart hier iemand, een niet-katholiek of ex-katholiek denk ik, over "de sprookjeswereld van het katholicisme". De woorden klinken nog lang bij mij na. Ja. Zo kun je erover denken. Aan óns denk ik om die sprookjeswereld serieus te nemen, opdat die voor ons werkelijkheid wordt, opdat wijzelf en anderen niet verloren lopen en ten onder gaan, maar gered en gevonden worden. Amen.